Pascal Ostyn

1 BaMV (AO)
Sadanopdracht : ICT en bronnenonderzoek
Artikel: Internering, huidige situatie. Casselman J.(1997)
Bron : Deel 2 uit de boekenreeks “Geestelijke gezondheidszorg en recht”.

books?id=fH3o6VBMIMkC&printsec=frontcover&img=1&zoom=5&edge=curl&h=80&w=51
Casselman J., Cosyns P., Goethals J., Vandenbroucke M.,. De Doncker D & Dillen C. (1997): Internering. Huidige situatie

Korte beschrijving:

Als inleiding krijg je een beschrijving van de begrippen : internering,ontoerekenbaarheid en sociale gevaarlijkheid. De verklaringen van de drie fasen naar internering: onderzoek, beslissing en uitvoering.
Een uitvoerige beschrijving, samenstelling en werking van de commissies ter bescherming van de maatschappij of het CsBM.
Het eigenlijke doel van de tekst is gebouwd op kritiek naar de situatie waarop deskundigen onderzoek en beslissingen uitvoeren. Een internationaal vergelijk, en een tiental aanbevelingen sluiten dit wetenschappelijk onderzoek af.

Powerpoint:
klik hier

Plaatskenmerk via de catalogus van de campusbibliotheek (libis).
Internering
Garant,
Casselman, J. [aut] / Cosyns, P. [aut] / Goethals, J. [aut] / Vandenbroucke, M. [aut] / De Doncker, D. [aut] / Dillen, C. [aut] /
Katho Campus Kortrijk eerste verd.
Plaatsingsnummer: 361.419

Gestructureerde tekst, overzichtelijk met resem verwijzingen aangeduid door getallen. Alinea’s en deelalinea’s duidelijk aangegeven.

Inhoudsopgave:

2. Internering: Huidige situatie.
2.1 Inleiding
2.2 Wat is internering
2.3 Voorwaarden
2.3.1 Aard van de misdadiger
2.3.2 Ontoerekenbaarheid
2.3.3. Sociale gevaarlijkheid
2.4 Drie fasen: onderzoek, beslissing en uitvoering
2.4.1 Onderzoek
2.4.2 Beslissing
2.4.3 Uitvoering
2.5 De commissies tot bescherming van de maatschappij (CsBM)
2.5.1 Aantal en bevoegdheidsgebied
2.5.2 Samenstelling
2.5.2.1 De gewone CsBM
2.5.2.2 De hoge CsBM
2.5.3 Zittingen
2.5.4 Beslissingen
2.5.4.1 Aanwijzing van de instelling waar de internering zal plaatsvinden
2.5.4.2 Invrijheidstelling op proef of voorgoed
2.5.4.3 Herroeping ven de invrijheidstelling op proef
2.5.4.4 Overbrenging naar andere instelling
2.5.4.5 Beperkte vrijheid
2.5.4.6 Uitgangspermissies
2.5.4.7 Verlof
2.5.4.8 Uitstel van beslissing
2.5.4.9 Aanstelling van een voorlopige bewindvoerder
2.5.4.10 Artikel 21: ministeriële internering van veroordeelden
2.5.4.11 Kennisneming van verslagen en allerlei informatie
2.5.5 Beroepsmogelijkheden
2.6 Knelpunten
2.6.1 Onderzoek
2.6.1.1 Inobservatiestelling
2.6.1.2 Psychiatrisch deskundigenonderzoek
2.6.2 Beslissing
2.6.2.1 Gewone internering
2.6.2.2 Ministerieel interneringsbevel
2.6.3 Uitvoering
2.6.3.1 Oriënteringscentrum
2.6.3.2 Samenstelling van de CsBM
2.6.3.3 Werkwijze van de CsBM
2.6.3.4 Beroepsmogelijkheden bij beslissingen van de CsBM
2.6.3.5 Begeleidingsmogelijkheden
2.7 Internationale vergelijking
2.8 Besluit: 10 aanbevelingen
2.8.1 Wet uitvoeren
2.8.2 Wet aanpassen
2.8.3 Inobservatiestelling
2.8.4 Opdracht bij deskundigenonderzoek
2.8.5 Oriënteringscentrum
2.8.6 Werking van de CsBM
2.8.7 Specifieke voorzieningen
2.8.8 Bezoldiging
2.8.9 Bijscholing
2.8.10 Wetenschappelijk onderzoek
2.9 Referenties

Info over de auteur volgens het boek : Joris Casselman is het hoofd van het Psychosociaal Departement van het Universitair Psychiatrisch Centrum te Bierbeek en doceert aan de faculteiten Geneeskunde en Rechtsgeleerdheid van de KU Leuven. Hij is ook secretaris – generaal van de International Academy of Law and Mental Heath.

Andere werken :

books?id=fWz50DYzlscC&printsec=frontcover&img=1&zoom=5&edge=curl&h=80&w=48

Casselman, J.(2002),' Hulpverlening onder druk: gerechtscliënten in de geestelijke gezondheidszorg'.

books?id=vFo7GRcYmqYC&printsec=frontcover&img=1&zoom=5&edge=curl&sig=ACfU3U387tWRacDqrD9HGXLOF5t1ngzOrw

Cosyns, P., Joris Casselman,J.(1999), 'Gerechtelijke psychiatrie'.

books?id=iXNbXPZP5DYC&printsec=frontcover&img=1&zoom=5&edge=curl&sig=ACfU3U2wLKLFxGJlfcB3j0Vm1uOP0qOQZw&h=80

Casselman, ‎J.(1998) 'Met vallen en opstaan: motivatiebevordering en terugvalpreventie bij alcoholgebruik.'

books?id=jdYhrXIITgkC&printsec=frontcover&img=1&zoom=5&edge=curl&sig=ACfU3U3cjoxTOgMSlWqykpDVEmq0HkbNCA&h=80

CASSELMAN, J.(2001): 'Herstelrecht tussen toekomst en verleden.'

Bijdrage uit een verzamelwerk via databank Springer:
Gezondheidsrecht (Engberts and,D.P. en Kalkman-Bogerd, L.E.,2009):
Opneming en behandeling in de geestelijke gezondheidszorg(pag. 59-80)
Klik hier voor download PDF

Relevante eindwerken uit de campusbibliotheek:

1. Privacy van de geïnterneerde: opgesloten waarde of recht van elke mens?
Een explorerend onderzoek naar de privacy van de geïnterneerde binnen de Gentse gevangenis, op het gebied van naaktfouillering.
Reeks
Eindwerken Psychiatrisch Verpleegkunde ; 3
Genre/vorm/mat. Eindwerken
Publicatiejaar: 2005
Uitgever
Kortrijk : HIVV,
Auteurs: Van Nieuwenhove, Melissa /
Fysieke details
111 p. + bijlagen
Dissertatie
Stageplaats Gevangenis, Gent
Onderwerp-KATHO
EINDW HIVV
Gerechtelijke psychiatrie (forensische psychiatrie, psychiatrie (forensische))
Gevangenis
Internering
Privacy
Eindwerk (eindscriptie, afstudeerscriptie)

2.Gerechtelijke maatregelen in de psychiatrie.
Reeks: Eindw.M.A./MW
Genre/vorm/mat. Eindwerken
Publicatiejaar: 2003
Uitgever
Kortrijk : Ipsoc,
Auteurs: Vervaet, Cindy /
Fysieke details
75 p.
Dissertatie
Stageplaats Psychiatrisch Centrum O.L.V. van Vrede, Menen
Onderwerp-KATHO
Internering
Probatie (voorwaardelijke invrijheidstelling)
Psychiatrische instelling
Eindwerk (eindscriptie, afstudeerscriptie)

Vijf relevante boektitels:

1. Ontgrendeld: beschrijvend wetenschappelijk onderzoek naar geïnterneerden met een verstandelijke handicap en hun verblijf in de Vlaamse gevangenissen (Onderzoeksrapport)
Publicatiejaar 2005
Uitgever
Gent : Academia Press,
Auteurs: Vanden Hende, M. /
Fysieke details
211 p.
Annotatie
Met bijlagen
Onderwerp-KATHO
Gevangenis
Internering
Justitieel maatschappelijk werk (forensisch welzijnswerk)
Personen met een verstandelijke handicap (mentaal gehandicapten)
ISBN: 90 382 07 409

2.Hulpverlening onder druk : gerechtscliënten in de geestelijke gezondheidszorg.
Reeks
Naar een geestelijk gezonde samenleving
Publicatiejaar 2002.
Uitgever
Mechelen : Kluwer,
Auteurs: Casselman, Joris /
Fysieke details
126 p.
Samenvatting
Er wordt getracht aan te geven hoe relatief de gerechtelijke externe druk is ten aanzien van andere vormen van externe en interne druk. Er is ook aandacht besteed aan de voor- en nadelen die aan verplichte hulpverlening verbonden kunnen zijn. Daarnaast is het belang benadrukt van enige basiskennis van het rechtsbedelingssysteem en van de verschillende gerechtelijke statuten van waaruit cliënten door de gerechtelijke instanties verwezen kunnen worden. Ook de knelpunten komen aan bod. Wie dieper op bepaalde deelaspecten wil ingaan, kan gebruik maken van de uitgebreide literatuuropgave.
Onderwerpen
Forensic Psychiatry.
Onderwerp-KATHO
616.89
Gerechtelijke psychiatrie (forensische psychiatrie, psychiatrie (forensische))
Internering
ISBN: 90-5928-133-0

3. Internering
Publicatiejaar 1997
Uitgever
Leuven/Apeldoorn : Garant,
Auteurs: Casselman, J. / Cosyns, P. / Goethals, J. / Vandenbroucke, M. / De Doncker, D. / Dillen, C. /
Fysieke details
125 p.
Onderwerp-KATHO
Collocatie (dwangopname)
Gevangenis
Internering
Justitieel maatschappelijk werk (forensisch welzijnswerk)
ISBN: 90 5350 62

4. Personen met een verstandelijke handicap onderhevig aan een interneringsmaatregel.
Genre/vorm/mat.
E-books
Publicatiejaar: 2009.
Uitgever
Leuven : Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
Auteurs: Verlinden, Sarah / Maes, Bea / Goethals, Johan /
Fysieke details:102 p

5. Wanneer de dader achter tralies verdwijnt… wat te verwachten als slachtoffer?
Publicatiejaar: 2001
Uitgever
Brussel : Ministerie van Justitie,
Fysieke details
38 p.
Onderwerp-KATHO
Slachtofferhulp
Brochure

Relevante vaktijdschriften uit de campusbibliotheek:

1.Toerekeningsvatbaarheid blijft een dubbeltje op zijn kant.
In: Psychiatrie en verpleging : tijdschrift voor hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg /
Jrg. 84 (2008) nr. 2, p. 123-125
Genre/vorm/mat.
Artikels
Publicatiejaar 2008
Auteurs: de Rycke, R. /

Onderwerp-KATHO
Gerechtelijke psychiatrie (forensische psychiatrie, psychiatrie (forensische))
Internering
PSYCH VERPL

2.De internering van verstandelijk gehandicapte delinquenten.
In: Fatik : tijdschrift voor strafbeleid en gevangeniswezen.
28(2010)126 ; p. 16-22
Genre/vorm/mat.
Artikels
Publicatiejaar 2010.
Uitgever
Brussel : Politeia.,
Auteurs: Goethals, Johan / Maes, Bea / Verlinden, Sarah /
Onderwerp-KATHO
Personen met een verstandelijke handicap (mentaal gehandicapten)
Internering

3.Tussen wal en schip: een groeipad voor mensen met een verstandelijke beperking, die geïnterneerd zijn in een afdeling sociaal verweer in een strafinrichting.
In: Tijdschrift voor welzijnswerk.
Jrg. 33 (2009) nr. 297, p. 5-20
Genre/vorm/mat.
Artikels
Publicatiejaar 2009
Auteurs: De Ridder, J. / Van Loock, K. / Maes, P. /
Onderwerp-KATHO
Internering
Personen met een verstandelijke handicap (mentaal gehandicapten)

4.Geïnterneerden in beeld aan het woord: fotoproject met geïnterneerden gevangeis Turnhout.
In: Similes.
Jrg. 30 (2008) nr. 123, p. 17-24
Genre/vorm/mat.
Artikels
Publicatiejaar 2008
Auteurs: Nollet, L. / Thuyn, D. /
Onderwerp-KATHO
Fotografie
Internering
Psychiatrische patiënten (chronische psychiatrische patiënten)
Sociaal-artistiek werk

5. Internering (thema)
In: Fatik : tijdschrift voor strafbeleid en gevangeniswezen
Jrg. 25 (2007) nr. 114, p. 4-27
Genre/vorm/mat.
Artikels
Publicatiejaar: 2007
Deel van de Inhoud
themanummer, bevat 5 artikels:-Een nieuwe interneringswet (4-9)-Is er nog hoop voor geïnterneerden? (10-15)-Het wetsontwerp internering: het lijden eindelijk verlicht? (16-20)-De nieuwe interneringswet: enkele kanttekeningen (21-25)-Fatik sprak met justitieassistenten Els Baeyens en Mit Van Zaelen over de nieuwe wet op de internering (26-27)
Auteurs: Goethals, J. / Robert, L. / Heimans, H. /
Onderwerp-KATHO
Gevangenis

Bronnenlijst

  1. Goethals, J., Robert, L., Heimans, H. (2007) Een nieuwe interneringswet Fatik, tijdschrift voor strafbeleid en gevangeniswezen.jaargang 25 nr. 114 p. 4-29.
  2. Goethals, J., Robert, L., Heimans, H. (2007) // Is er nog hoop voor geïnterneerden// Fatik, tijdschrift voor strafbeleid en gevangeniswezen.jaargang 25 nr. 114 p. 10-15.
  3. Van Nieuwenhove, M. (2005) 'Privacy van de geïnterneerde: opgesloten waarde of recht van elke mens'? Een explorerend onderzoek naar de privacy van de geïnterneerden binnen de Gentse gevangenis, op het gebied van naakt fouillering. (Ongepubliceerd) eindwerk psychiatrische verpleegkunde. KATHO HIVV, Kortrijk.
  4. Vervaet, C. (2003) 'Gerechtelijke maatregelen in de psychiatrie'. (Ongepubliceerd) eindwerk Bachelor in de Maatschappelijke Veiligheid. KATHO IPSOC, Kortrijk.
  5. Vanden Hende, M. (2005) Ontgrendeld: beschrijvend wetenschappelijk onderzoek naar geïnterneerden met een verstandelijke handicap en hun verblijf en de Vlaamse gevangenissen. Gent: Academia Press.
  6. Casselman, J. (2002) Hulpverlenning onder druk: gerechtscliënten in de geestelijke gezondheidszorg. Mechelen: Kluwer.
  7. Casselman, J., Cosyns, P., Goethals, J., Vandenbroucke, M., De Doncker, D., Dillen, C. (1997) Internering. Leuven/Appeldoorn: Garant.
  8. Verlinden, S., Maes, B., Goethals, J. (2009) Personen met een verstandelijke handicaponderhevig aan een interneringsmaatregel. Leuven: Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
  9. Slachtofferhulp (2001) Wanneer de dader achter tralies verdwijnt…wat te vewachten als slachtoffer? Brussel: Ministerie van Justitie.
  10. Engberts And D.P., Kalkman Bogerd, L.E. (2009) Gezondheidsrecht, Opneming in de geestelijke gezondheidszorg (pp. 59-80)

Artikel:

2.Internering: huidige situatie

J. Casselman

2.1. Inleiding
Zoals uit het vorige hoofdstuk zeer duidelijke blijkt, werden van bij het begin van de toepassing van de maatregel internering in België ernstige tekortkomingen gesignaleerd. De nieuwe wet van 1964 heeft niet geleid tot een voldoende bijsturing. Ondanks enkele meer recente gunstige ontwikkelingen is en blijft de huidige situatie in België ver beneden het peil van andere landen met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau.
In dit hoofdstuk richten wij onze aandacht op de huidige situatie van de internering in België. De volgende thema’s komen aan bod: een beknopte beschrijving van het begrip internering, de voorwaarden waaraan een internering moet beantwoorden, het verloop in drie fasen (met name: het onderzoek, de beslissing en de uitvoering), de Commissies tot Bescherming van de Maatschappij, de huidige knelpunten, een internationale vergelijking en tien aanbevelingen.

2.2. Wat is internering?
Internering is geen straf maar een beveiligingsmaatregel. Deze maatregel, die van onbepaalde duur is, kan worden uitgesproken door een rechtbank (een onderzoeksgerecht of een vonnisgerecht) op basis van de Wet tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers van 1 juli 1964 (WBM) die de gelijknamige Wet van 9 april 1930 heeft vervangen. Dit is de gewone internering. Bovendien kan de minister van Justitie een ministeriële of administratieve internering bevelen ten aanzien van veroordeelde gedetineerden.
De voorwaarden tot internering zijn: ten eerste, een bewezen wanbedrijf of misdaad; ten tweede, ontoerekenbaarheid als gevolg van hetzij een staat van krankzinnigheid, hetzij een ernstige staat van geestesstoornis of zwakzinnigheid, die de betrokkene ongeschikt maakt tot het controleren van zijn daden. De maatregel wordt uitgevoerd onder toezicht van een Commissie tot bescherming van de Maatschappij (CBM).

2.3. Voorwaarden

9, 15, 18, 19, 21, 23, 25, 26, 27, 31, 32, 48, 52, 57, 65, 66, 69, 70, 75, 76, 78
2.3.1. Aard van de misdrijven
Een eerste voorwaarde houdt in dat het bewezen moet zijn dat de verdachte een feit heeft gepleegd dat als misdaad of wanbedrijf wordt gekwalificeerd en bijgevolg strafbaar is met en correctionele of een criminele straf (WBM art. 7). Overtredingen of gecontraventionaliseerde wanbedrijven kunnen volgens de WBM geen aanleiding geven tot internering.
Een onderzoeksgerecht of een vonnisgerecht bepaalt of het strafbaar feit als misdaad, wanbedrijf of overtreding wordt beschouwd.

2.3.2. Ontoerekenbaarheid
Een tweede voorwaarde is dat de verdachte ontoerekenbaar moet worden geacht. Bewezen feiten kunnen iemand niet worden toegerekend wanneer hij of zij geen schuld heeft.
Het Belgisch Strafwetboek (B.Sw.) van 1867 huldigt een schuldstrafrecht. Men kan slechts gestraft worden als men schuldig is en naar de mate van de schuld. Onder schuld in de strafrechtelijke zin van het woord wordt verstaan: juridische verwijtbaarheid van gedrag. Het strafrecht vertrekt van de principiële schuldbekwaamheid van de redelijke mens, maar bepaalt in feite nergens op uitdrukkelijke wijze onder welke voorwaarden strafrechtelijke schuld ontstaat. De wet beperkt zich tot het aangeven van bepaalde situaties die de strafrechtelijke schuld uitsluiten. Personen die bepaalde ernstige psychische stoornissen vertonen, worden bijvoorbeeld door de wet niet in staat geacht wilsuitingen te hebben die beantwoorden aan wat vereist is om strafrechtelijke schuld en dus strafrechtelijke aansprakelijkheid te worden toegekend. Wanneer de betrokkene niet uit vrije wil heeft gehandeld, neemt men aan dat er geen misdrijf is gepleegd. Twee wetteksten zijn hierbij van essentieel belang.
De eerste is artikel 71 B.Sw. dat luidt als volgt: “Er is geen misdrijf, wanneer de beschuldigde of de beklaagde op het ogenblik van het feit, in staat van kranzinnigheid was of wanneer hij gedwongen werd door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan”. Met “krankzinnigheid” wordt hier elke geestesstoornis bedoeld waardoor men de controle over zijn daden verliest, ongeacht de oorsprong en de aard van deze geestestoestand, hetzij deze aangeboren is of het gevolg is van een ziekte.
De tweede wettekst is de Wet tot bescherming van de maatschappij van 1 juli 1964 die verwijst naar soorten van psychische stoornissen, met name: “hetzij een staat van krankzinnigheid, hetzij een ernstige staat van geestesstoornis of van zwakzinnigheid die hem ongeschikt maakt tot het controleren van zijn daden” (WBM, art. 1).
Dit betekent dat volgens de WBM de psychiatrische stoornissen die in aanmerking komen voor internering in drie categorieën worden ingedeeld: krankzinnigheid, ernstige geestesstoornis en ernstige zwakzinnigheid. Bovendien is het noodzakelijk dat een dergelijke stoornis de verdachte ongeschikt maakt zijn (haar) daden te controleren. De drie in de WBM vermelde categorieën zijn juridische categorieën, waarvan enkel zwakzinnigheid teruggevonden wordt in de internationaal aanvaarde psychiatrische classificatiesystemen zoals de DSM-IV en de ICD-10.
‘Krankzinnigheid’ is een verouderde en niet duidelijk omschreven term die ook reeds in artikel 71 B.Sw. terug te vinden is. In de praktijk verwijst ‘krankzinnigheid’ in deze context naar de meest uitgesproken psychiatrische stoornissen, de zogenaamde ‘zware psychiatrie’ met ondermeer psychotische syndromen, ernstige depressieve en manische syndromen, dementies.
‘Zwakzinnigheid’ vind men terug in de moderne psychiatrische classificaties als een afzonderlijk omschreven categorie. Het betreft een groep syndromen die gekenmerkt zijn door een verstandelijke functioneren dat duidelijk onder het gemiddelde te situeren is en gepaard gaat met aanpassingsproblemen en dit alles met een beginleeftijd lager dan 18 jaar. Wat het intelligentieniveau betreft, wordt de diagnose zwakzinnigheid gesteld bij een IQ (Intelligentiequotiënt) van 70 of lager. Maar in de WBM gaat het over een ernstige graad van zwakzinnigheid. Zowel in de DSM-IV als in de ICD-10 zijn gradaties van zwakzinnigheid voorzien. Ernstige zwakzinnigheid van de WBM valt niet volledig samen met ernstige zwakzinnigheid in de DSM-IV (IQ 20-25 tot 35-40) of de ICD-10 (IQ 20-34), vooral omdat de ernstgraad volgens de WBM ook kwalitatief geïnterpreteerd dient te worden. Vandaar dat lichtere vormen van zwakzinnigheid met een gebrekkig sociaal functioneren en een abnormaal agressief of ernstig onverantwoordelijk gedrag eveneens tot een interneringsmaatregel aanleiding kunnen geven.
Wat onder ‘ernstige geestesstoornis’ valt, is het moeilijkst te vatten. Geestesstoornis is een algemene term die niet verwijst naar een specifieke psychiatrische stoornis. Het is trouwens de algemene term die in de recente wet op de gedwongen opname in de psychiatrie wordt aangewend (Wet van 26 juni 1990) betreffend de bescherming van de persoon van de geestesziekte. Wat de WBM bedoelt met ‘ernstige geestesstoornis’ zijn ernstige psychiatrische stoornissen, andere dan ‘krankzinnigheid’ en ‘ernstige zwakzinnigheid’, die leiden tot abnormaal agressief of ernstig onverantwoordelijk gedrag. Het betreft in feite een zeer heterogene groep van psychiatrische stoornissen met bijvoorbeeld persoonlijkheidsstoornissen, alcohol- en andere drugproblemen, seksuele stoornissen, bepaalde psycho-organische stoornissen e.a. Ook hier stelt de kwalificatie ‘ernstig’ problemen op vlak van interpretatie.
Zoals reeds werd benadrukt, geldt voor de drie in de WBM vermelde psychiatrische stoornissen dat de aanwezigheid van de stoornis niet voldoende is; telkens moet de stoornis tot gevolg hebben dat de verdachte niet in staat is zijn (haar) daden te controleren.

2.3.3. Sociale gevaarlijkheid
Een derde voorwaarde is dat de verdachte op het ogenblik van de berechting moet verkeren in een staat van sociale gevaarlijkheid. Deze voorwaarde is ontwikkeld door de rechtspraak (zie bijvoorbeeld Hof van Cassatie, 18 mei 1976, Arr. Cass., 1976, 1036).
Het geloof van het positivisme in de gedetermineerdheid van het menselijk gedrag inspireerde op het einde van de vorige eeuw een strafrechtsdenken, waarin niet langer meer de schuld maar de sociale gevaarlijkheid van de delinquent centraal zou staan. De WBM verschijnt historisch in het Belgisch strafrecht als een compromis, waarbij het gedachtegoed van het positivisme werd binnengehaald zonder aan de grondslagen van het schuldrecht te raken. De beperking van de geldigheid van de theorie van de sociale gevaarlijkheid tot bepaalde subgroepen (onder meer de zogenaamde abnormalen) is een juridische kunstgreep die moet gelden als uitzondering die de regel bevestigt dat strafrecht schuldstrafrecht is.
In de praktijk heeft (sociale) gevaarlijkheid een zeer verschillende betekenis in de rechtsbedeling enerzijds en in de psychiatrie anderzijds. In de rechtsbedeling betekent sociale gevaarlijkheid het plegen van dezelfde of andere misdrijven. Het is uiteindelijk de rechter die beslist of de verdachte sociaal gevaarlijk is of niet. De rechter kan internering gelasten wanneer hij van oordeel is dat de kans op recidive groot is of niet. In de psychiatrie wordt met gevaarlijkheidsrisico bedoeld de graad van waarschijnlijkheid van fysiek geweld in verband met een psychiatrische stoornis. Gevaarlijkheid dient immers niet beschouwd te worden als een individueel kenmerk; de situatie waarin de persoon zich bevindt, is van essentieel belang. De ene persoon kan wel veel vlugger gevaarlijk worden dan een andere. Dit alles maakt dat een prognostische uitspraak in verband met de graad van gevaarlijkheidsrisico zeer moeilijk is.

2.4. Drie fasen: onderzoek, beslissing en uitvoering

2.4.1. Onderzoek 9, 10, 11, 15, 19, 21, 22, 23, 25, 26, 31, 32, 41, 51, 56, 59, 64, 74, 75, 78
Wanneer iemand wordt verdacht van strafbaar gesteld gedrag en wanneer een gerechtelijk vooronderzoek wordt ingesteld, kan de onderzoeksrechter eventueel vermoeden (of willen uitsluiten) dat de verdachte op he ogenblik van de feiten verkeerde in een van de staten voorzien in WBM artikel 1 (met name: hetzij in een staat van krankzinnigheid, hetzij in een ernstige staat van geestesstoornis of van zwakzinnigheid die hem ongeschikt maakt tot het controleren van zijn daden) (Figuur 1). De onderzoeksrechter kan dan een psychiater als deskundige aanstellen naast eventueel andere deskundigen (bijvoorbeeld een geneesheer die de lichamelijke letsels dient te onderzoeken, een deskundige in ballistiek, een psycholoog).
Het is meestal de onderzoeksrechter die tijdens de fase van het gerechtelijk vooronderzoek een deskundige aanstelt. Daarnaast kunnen ook de procureur des Konings en de vonnisgerechten een deskundige aanstellen.
De WBM (artikel 1) voorziet in de mogelijkheid van een in observatiestelling in een psychiatrische afdeling van een strafinrichting. De onderzoeksgerechten kunnen, in gevallen waarin de wet een voorlopige hechtenis toelaat, een aanhoudingsbevel verlenen om de verdachte in observatie te stellen. Wanneer de verdachte reeds onder aanhoudingsbevel staat, kunnen de onderzoeksgerechten hem (haar) eveneens in observatie stellen. De onderzoeksrechter die een bevel tot aanhouding heeft verleend, kan bij uitzondering gelasten dat dit aanhoudingsbevel zal worden uitgevoerd in de psychiatrische afdeling van een strafinrichting. Deze beschikking zal slechts worden gehandhaafd voor zover zij binnen vijf dagen wordt bevestigd door de raadkamer in de vorm bepaald in de wet betreffende de voorlopige hechtenis. De in observatiestelling kan eveneens worden gelast door de vonnisgerechten in de gevallen waarin de wet een voorlopige hechtenis toelaat. De betrokkene kan steeds bezoek ontvangen van door hem (haar) gekozen geneesheren. De verdachte mag medische adviezen omtrent de wenselijkheid van een in observatiestelling meedelen aan de deskundigen die de observatie uitvoeren (WBM, artikel 3). Indien deze adviezen zijn ingediend binnen vijftien dagen na de in observatiestelling, dan dienen de met observatie belaste deskundigen zich, in hun verslag, over deze adviezen uit te spreken alvorens tot een besluit te komen (WBM, artikel 6).
De mogelijkheid van in observatiestelling wordt vrijwel nooit toegepast. Het nodige deskundig personeel werd nooit voorzien. Dit is ten zeerste te betreuren, omdat dit een aantal knelpunten in verband met het psychiatrisch deskundigenonderzoek in strafzaken zou kunnen opheffen. In sommige landen beschikt men over residentiële observatiemogelijkheden. In Nederland worden verdachten van ernstige misdrijven die een moeilijk probleem stellen op het vlak van toerekeningsvatbaarheid, gedurende een zestal weken opgenomen in het Pieter Baan Centrum te Utrecht. Dit centrum is tegelijk een gespecialiseerde observatiekliniek en een penitentiaire instelling. Een uitgebreid en gespecialiseerd interdisciplinair team levert een zeer gedocumenteerd verslag af met adviezen ten behoeve van de rechtsbedeling.
Hoe een psychiatrisch deskundigenonderzoek in België verloopt, werd uitvoerig beschreven in tal van publicaties, onder meer in ‘Gerechtelijke Psychiatrie’, het eerste nummer van de reeks ‘Geestelijke Gezondheidszorg en Recht’. Wij herinneren enkel aan het belangrijk feit dat de psychiater aangesteld als deskundige enkel een advies verleent aan de opdrachtgever (meestal de onderzoeksrechter). De beslissing zelf wordt genomen door een rechtbank (Figuur 1).
De verdachte kan ook een onderzoek laten uitvoeren door een psychiater, die de besluiten van de door het gerecht aangestelde deskundige kan betwisten. Dit deskundigenonderzoek moet de verdachte zelf betalen.

2.4.2. Beslissing 18, 19, 21, 22, 24, 25, 26, 31, 32, 40, 64, 66, 78
Zoals weergegeven in Figuur 1 zijn er twee toegangswegen tot de internering. Bij de gewone internering wordt de eindbeslissing genomen door een rechtbank. Zowel de onderzoeksgerechten als de vonnisgerechten kunnen interneren, onder meer de raadkamer, de kamer van inbeschuldigingstelling, de correctionele rechtbank, het hof van assisen, maar ook de krijgsraad bij militairen. In België wordt ongeveer twee derde van de interneringen beslist op het niveau van de raadkamer. De verdachte moet steeds door een advocaat worden verdedigd. Indien de verdachte geen advocaat heeft, wordt een advocaat pro Deo aangesteld.
Een tweede, vrij uitzonderlijke toegangsweg tot de internering is het ministerieel interneringsbevel of de administratieve internering, volgens artikel 21 WBM ten aanzien van veroordeelden tijdens het uitzitten van een gevangenisstraf.
Wanneer de beslissing door de rechtbank genomen wordt, zijn er vier mogelijkheden naargelang de verdachte al dan niet toerekenbaar wordt geacht op het ogenblik van de feiten enerzijds en op het ogenblik van de berechting anderzijds (Figuur 2). Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de twee andere interneringsvoorwaarden (namelijk in verband met de ernst van de feiten en de sociale gevaarlijkheid) vervuld zijn.
Ten eerste, de verdachte wordt zowel op het ogenblik van de feiten als op het ogenblik van de berechting niet toerekenbaar geacht. De beslissing is een internering.
Ten tweede, de verdachte wordt zowel op het ogenblik van de feiten als op het ogenblik van de berechting wel toerekenbaar geacht. Dan volgt een veroordeling.
Ten derde, de verdachte wordt op het ogenblik van de feiten niet toerekenbaar, maar op het ogenblik van de berechting wel toerekenbaar geacht. De beslissing is buitenvervolgingstelling. Het komt (uitzonderlijk) voor (bijvoorbeeld bij zogenaamde passionele moorden) dat de verdachte op het ogenblik van de feiten volledig ontredderd wordt geacht en op het ogenblik van de feiten niet als verstoord op psychisch gebied wordt beschouwd.
Ten vierde, de verdachte wordt toerekenbaar geacht op het ogenblik van de feiten, maar wordt als ontoerekenbaar beschouwd op het ogenblik van de berechting. Ook in dat geval wordt een internering uitgesproken.
In Nederland wordt bij verminderde toerekenbaarheid (TBS) zowel een straf als een maatregel opgelegd. De Belgische wet laat dit niet toe.
Een beveiligingsmaatregel houdt als dusdanig geen afkeuring in voor de dader, maar wil vooral de maatschappij beschermen.
De geïnterneerde of zijn advocaat kan hoger beroep instellen tegen de beslissing tot internering van de onderzoeksgerechten of de vonnisgerechten, overeenkomstig de gemeenrechtelijke procedureregels, onder meer bij de kamer van inbeschuldigingstelling of bij het hof van beroep.
Het ministerieel interneringsbevel, met name de administratieve internering, wordt slechts zeer uitzonderlijk toegepast. Artikel 21 WBM bepaalt het volgende: “De wegens misdaad of wanbedrijf veroordeelde personen die, tijdens hun hechtenis, in staat van krankzinnigheid of in een ernstige staat van geestesstoornis of van zwakzinnigheid worden bevonden, die hen ongeschikt maakt tot het controleren van hun daden, kunnen geïnterneerd worden krachtens een beslissing van de minister van Justitie, genomen op eensluidend advies van de commissie tot bescherming van de maatschappij.” In de wet is geen beroepsmogelijkheid tegen de beslissing van de minister van Justitie voorzien.

2.4.3. Uitvoering
Na de beslissing tot internering wordt de geïnterneerde verwezen naar een Commissie tot Bescherming van de Maatschappij (CBM), die bepaalt hoe de maatregel zal worden uitgevoerd.
Een interneringsmaatregel is van onbepaalde duur. De geïnterneerde heeft het recht om elke 6 maanden voor de CBM te verschijnen met een vraag tot invrijheidstelling. In paragraaf 2.2. wordt het functioneren van de CBM uitvoerig besproken.
Bij de uitvoering van het ministerieel interneringsbevel kan er zicht een bijzondere moeilijkheid voordoen. De wettekst (art. 21 WBM) is duidelijk voor het geval dat de geestestoestand van de geïnterneerde veroordeelde voldoende verbeterd is vooraleer de straftijd verlopen is. De veroordeelde wordt dan opnieuw verwezen naar de oorspronkelijke strafinrichting. Het is echter niet duidelijk wat er gebeurt wanneer de geïnterneerde veroordeelde, na verloop van de straftijd, nog steeds onder het toezicht van de CBM blijft. Artikel 24 van een ministeriële circulaire van 10 november 1964 bepaalt uitdrukkelijk: “Indien het ministerieel interneringsbevel niet is ingetrokken op de dag waarop de straftijd verstrijkt, blijft het voor een onbepaalde tijd uitwerking hebben.” Bijgevolg is het zo dat zolang de straftermijn niet is verstreken, de CBM zijn bevoegdheid met de minister van Justitie deelt. Slechts vanaf het moment dat de wettelijke straftijd is verstreken, kan de CBM haar bevoegdheid autonoom uitoefenen. Dit betekent dat de betrokkene na het verlopen van de straftijd voor onbepaalde tijd onder toezicht van de CBM kan blijven. In dit verband wordt aangeklaagd dat de beslissing tot internering niet door een rechtbank wordt genomen.
In Figuur 1 worden de belangrijkste interneringsvoorzieningen vermeld: de residentiële rijksinstellingen en privé-instellingen, naast een brede waaier van ambulante voorzieningen, zoals de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg e.a. Deze voorzieningen worden nader besproken in Hoofdstuk 4.
Tabel 1
Aantal (en %) geïnterneerden onder toezicht van de CBM te Leuven op 1 januari van de kalenderjaren 1979 tot 1997, volgens uitvoeringsmodaliteit.

In Tabel 1 wordt de populatie geïnterneerden onder toezicht van de CBM te Leuven op 1/1 van de kalenderjaren 1979 tot 1997 volgens uitvoeringsmodaliteit weergegeven. Het totale aantal vertoont een daling van 1979 tot 1984 en een stijging van 1985 tot 1993. Het percentage van geïnterneerden verblijvend in residentiële rijksinstellingen (RRI) daalt van 1979 tot 1981 en van 1989 tot 1994. Het percentage in residentiële privé-instellingen (RPI) is iets gedaald van 1985 tot 1989 en gestegen van 1989 tot 1993. het percentage in ambulante voorzieningen (AMB) situeert zich tussen 48 en 66 %. De CBM te Leuven voert sinds twintig jaar een actieve politiek van het maximaal aanwenden van alternatieve mogelijkheden ten aanzien van een verblijf in residentiële rijksinstellingen. De situatie van de geïnterneerde verschilt niet veel van de gewone gedetineerde.

2.5. De Commissies tot Bescherming van de Maatschappij (CsBM)

De CsBM hebben een zeer uitgebreide bevoegdheid bij de uitvoering van de interneringsmaatregel.

2.5.1. Aantal en bevoegheidsgebied 21, 22, 26, 31, 32, 54, 55, 57, 78
Momenteel zijn er in ons land acht CsBM en één Hoge CBM. Zij hebben hun zetel in strafinrichtingen waar een psychiatrische annexe werd opgericht (WBM, artikel 12). De Nederlandstalige CsBM bevinden zich in de gevangenissen van Antwerpen, Gent en Leuven, de Franstalige in de gevangenissen van Jamioulx (bij Charleroi), Lantin (bij Liëge), Mons en Namur en de tweetalige CBM in de gevangenis van Vorst. De Hoge CBM is een beroepscommissie die zetelt te Brussel.
Elke gewone CBM is bevoegd voor een bepaald gebied of territorium. Voor Vlaanderen is dit: de CBM te Antwerpen voor de provincies Antwerpen en Limburg; de CBM te Gent voor de provincies Oost- en West-Vlaanderen en de CBM te Leuven voor het gerechtelijk arrondissement Leuven. Een geïnterneerde valt onder de bevoegdheid van de CBM van de regio waar het (hoofd)misdrijf werd gepleegd. Een geïnterneerde kan wel een aanvraag indienen om onder de bevoegdheid van een andere CBM te vallen.

2.5.2. Samenstelling 20, 21, 22, 25, 26, 31, 32, 54, 55, 58, 78
2.5.2.1. De gewone CBM (WBM artikel 12)
De gewone CBM bestaat uit drie leden: (1) een werkend of een ere-magistraat die voorzitter is, (2) een advocaat en (3) een geneesheer. Elk van de drie leden beschikt over één of verschillende plaatsvervangers. De leden en hun plaatsvervangers worden benoemd voor een periode van vier jaar. Aan elke Commissie wordt een ambtenaar als secretaris toegevoegd.
De voorzitter wordt aangewezen door de eerste voorzitter van het hof van beroep. De advocaat wordt aangewezen door de minster van Justitie vertrekkende van twee lijsten (de ene opgesteld door de procureur des Konings en de andere door de stafhouder van de Orde van Advocaten). De geneesheer wordt aangewezen door de minister van Justitie. De secretaris is een door de minster van Justitie aangewezen ambtenaar.

2.5.2.2. De Hoge CBM (WBM, artikel 12)
De Hoge CBM heeft en gelijkaardige samenstelling, met name drie leden: (1) een werkend of ere-magistraat die voorzitter is, (2) een advocaat en (3) een geneesheer. Zij worden bijgestaan door een secretaris en worden benoemd voor zes jaar.
De voorzitter wordt aangewezen door de voorzitter van het hof van Cassatie of eerste kamer van het hof van beroep. De advocaat wordt aangewezen door de minster van Justitie, voorgedragen door de stafhouder van de raden van de Orde bij de hoven van beroep. De geneesheer is de geneesheer-directeur van de Antropologische Dienst bij de Strafinrichtingen. De secretaris is een door de minister van Justitie aangewezen ambtenaar.

2.5.3. Zittingen 21, 26, 31, 32, 40, 58, 78
De CBM komt één- tot tweemaal per maand bijeen. De procureur des Konings neemt deel aan de zittingen. Hij mag enkel een advies formuleren en mag niet mee beslissen. De directeur van de gevangenis en vertegenwoordigers van de reclasserings- en voogdijdiensten die door de minister van Justitie erkend zijn, wonen evenens de zittingen bij. Zij hebben evenmin recht om mee te beslissen. De geïnterneerde verschijnt voor het eerst enige tijd na de uitspraak van de internering en kan daarna om de zes maanden terug verschijnen met een vraag tot invrijheidstelling. Teneinde te verschijnen voor de CBM wordt de geïnterneerde eventueel overgeplaatst naar de gevangenis waar de zetel van de CBM zich bevindt. Indien dit niet mogelijk is, verplaatst de CBM zich naar de rijksinstelling waar de geïnterneerde verblijft.
Rechtsbijstand is verplicht telkens als er over invrijheidstelling wordt beslist. Aan de advocaat wordt een belangrijke rol toebedeeld. Wanneer de betrokkene geen advocaat heeft, wordt een pro-Deoadvocaat aangesteld. De advocaat wordt meestal eerst door de CBM gehoord om onder meer de psychiatrische verslagen te bespreken. De inhoud ervan wordt niet in aanwezigheid van de betrokkene besproken wanneer dit voor de psychische toestand gewenst is. Daarna wordt de geïnterneerde in aanwezigheid van de advocaat gehoord. De procureur des Konings geeft zijn advies. Daarna kan de advocaat pleiten.
De drie leden van de CBM nemen een beslissing in aanwezigheid van de secretaris, meestal na de vraag van een aantal geïnterneerden na elkaar te hebben behandeld. Het resultaat van de beslissing wordt meegedeeld aan de procureur des Konings, de directeur en de andere aanwezigen. De geïnterneerde en de advocaat worden daarna officieel op de hoogte gebracht van de beslissing.

2.5.4. Beslissingen6, 8, 24, 25, 26, 31, 32, 40, 49, 53, 57, 58, 60, 61, 66, 77, 78
De bevoegdheden van de CBM zijn zeer uitgebreid. Hier volgen de belangrijkste soorten beslissingen die door de CBM worden genomen.

2.5.4.1. Aanwijzing van de instelling waar de internering zal plaatsvinden
Een geïnterneerde kan na een eerste verschijning voor de CBM worden verwezen naar een rijksinstelling (bijvoorbeeld Merksplas of Turnhout) (Figuur 1). Een tweede mogelijkheid is een verwijzing naar een residentiële privé-instelling die “daartoe geschikt is vanuit het oogpunt van veiligheid en verzorging”. De verwijzing moet bovendien gebeuren “om therapeutische redenen en bij speciaal met redenen omkleed besluit” (WBM, artikel 14). Een derde mogelijkheid is dat de geïnterneerde onmiddellijk naar een ambulante voorziening wordt verwezen voor verdere begeleiding.
In feite werden in België nooit specifieke therapeutische instellingen voor geïnterneerden opgericht. Dit in tegenstelling met de situatie in andere landen met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau.

2.5.4.2. Invrijheidstelling op proef of voorgoed
Elke geïnterneerde heeft het recht om de zes maanden een invrijheidstelling te vragen. Voor een invrijheidstelling moet “de geestestoestand van de geïnterneerde voldoende verbeterd zijn” en moeten “de voorwaarden voor de reclassering vervuld zijn”, onder meer in verband met woonst en werk (WBM, artikel 18 tot 20).
Verwijzingen naar een residentiële privé-instelling en naar een ambulante behandeling gaan gepaard met een invrijheidstelling op proef. Wanneer bij een vrijstelling op proef met verwijzing naar een residentiële privé-instelling bijkomend wordt vermeld “met verplichte verblijfplaats in …” betekent dit dat toelating tot verlof, ontslag e.d. aan de CBM dient te worden gevraagd. Bij een vrijlating op proef zonder meer wenst de CBM enkel te worden geïnformeerd bij een duidelijke wijziging van het verloop van het therapeutisch programma.
Een invrijheidstelling voorgoed of definitieve invrijheidstelling zal meestal slechts toegestaan worden na een vaste proefperiode van bijvoorbeeld drie of vijf jaar. In de WBM is nochtans geen vaste termijn van toezicht vastgelegd. De definitieve invrijheidstelling valt dan samen met het einde van de voogdij van de CBM.
In de beslissing van de invrijheidstelling op proef zijn bepaalde voorwaarden opgenomen. Enkele voorbeelden (naast andere) zijn: geen nieuw misdrijf plegen, geen alcohol gebruiken, zich regelmatig aanbieden in een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg, een woonst hebben (eventueel een beschermde woonvorm), werk hebben (eventueel in een Beschermde Werkplaats), het vergoeden van het slachtoffer, een financiële regeling treffen in verband met schulden, het woongebied van het slachtoffer niet betreden. De CBM houdt toezicht op deze voorwaarden (onder meer via een maatschappelijk werk(st)er van Justitie en andere instanties die de begeleiding verzorgen).
In dringende gevallen kan de voorzitter voorlopig een invrijheidstelling gelasten. Hij moet hiervan onmiddellijk de procureur des Konings verwittigen. Bovendien wordt deze beslissing voorgelegd aan de CBM, die tijdens de eerstvolgende zitting uitspraak doet.
Wanneer een invrijheidstelling wordt overwogen van een geïnterneerde die minderjarigen seksueel misbruikt heeft (BSW, artikels 372 tot 386), moet de CBM, volgens artikel 8 van de Wet van 13 april 1995 betreffende het seksueel misbruik van minderjarigen, het advies inwinnen van een dienst die gespecialiseerd is in de begeleiding van seksuele delinquenten.

2.5.4.3. Herroeping van de invrijheidstelling op proef
Wanneer de opgelegde voorwaarden bij een invrijheidstelling op proef worden verbroken, moet de geïnterneerde opnieuw voor de CBM verschijnen, eventueel nadat eerst door het parket overgegaan werd tot een vrijheidsberoving. De geïnterneerde moet dan in de psychiatrische annexe van een gevangenis verblijven en wordt ter beschikking gesteld van de CBM, die tijdens haar volgende zitting de zaak behandelt (WBM, artikel 20).

2.5.4.4. Overbrenging naar een andere instelling
Volgens artikel 15 WBM kan de CBM, ambtshalve of op verzoek van de minister van Justitie, van de procureur des Konings, van de geïnterneerde of van zijn advocaat de overbrenging naar een andere instelling vragen.
Bij dringende gevallen kan de voorzitter van de CBM een tussentijdse beslissing nemen om iemand over te plaatsen. Dit gebeurt meestal op advies van een geneesheer, al dan niet tot de administratie behorend. Een tussentijdse dringende beslissing getroffen door de voorzitter wordt tijdens de eerstvolgende zitting van de CBM besproken en bekrachtigd of gewijzigd.

2.5.4.5. Beperkte vrijheid
De CBM kan volgens Artikel 15 WBM voor de geïnterneerde een stelsel van beperkte vrijheid toestaan. Een geïnterneerde kan (zoals een gedetineerde) onder bepaalde voorwaarden toelating krijgen om gedurende de dag buiten de penitentiaire instelling te gaan werken en elke avond terug binnen te komen. De geïnterneerde kan dit ook zelf aanvragen.

2.5.4.6. Uitgangspermissies
Een geïnterneerde kan eenmalige of herhaalde toelatingen bekomen om gedurende een zekere tijd tijdens de dag een woonst of werk te gaan zoeken in voorbereiding van zijn reclassering.

2.5.4.7. Verlof
Een geïnterneerde kan ook een verlof bekomen meestal onder bepaalde voorwaarden. Een kort verlof van één tot enkele dagen dient gewoonlijk om familie of vrienden te bezoeken. Een langer verlof wordt soms toegestaan om de sociale re-integratiemogelijkheden uit te testen. De voorwaarden zijn vergelijkbaar met de voorwaarden opgelegd bij een invrijheidstelling. Zij kunnen ook inhouden dat de geïnterneerde moet worden afgehaald en teruggebracht door een familielid, een vrijwilliger of hulpverlener.

2.5.4.8. Uitstel van beslissing
Wanneer de CBM niet over alle gegevens beschikt om een beslissing te nemen, kan deze worden uitgesteld tot een van de volgende zittingen van de CBM. Zodoende wordt vermeden dat bijvoorbeeld een beslissing in verband met invrijheidstelling ineens met zes maanden wordt uitgesteld.

2.5.4.9. Aanstelling van een voorlopige bewindvoerder
Indien nodig kan de CBM een voorlopige bewindvoerder aanstellen (WBM, artikels 29 en 30).
2.5.4.10. Artikel 21: ministeriële internering van veroordeelden
Vrij uitzonderlijk wordt een beroep gedaan op artikel 21 WBM om een veroordeelde te interneren. De CBM moet een eensluidend advies verlenen, maar het is de minister van Justitie die de beslissing neemt. Eens de ministeriële internering is bevolen, valt de geïnterneerde onder het toezicht van de CBM zoals alle andere geïnterneerden.
Wanneer de geestestoestand van de veroordeelde geïnterneerde voldoende verbeterd is voor het verstrijken van de straftijd, stelt de CBM dit vast en gelast de minister van Justitie de terugkeer naar de strafinrichting waar de betrokkene voordien in hechtenis verbleef. Zo niet blijft de veroordeelde geïnterneerde voor onbepaalde tijd verder onder toezicht van de CBM. Dit is in feite een vrijheidsberoving die niet door een rechtelijke macht werd bevolen.

2.5.4.11. Kennisneming van verslagen en allerlei informatie
De CBM houdt zich op de hoogte van de toestand van de geïnterneerde en vraagt verslagen op vanwege de reclasseringsinstanties (WBM, artikel 18).
De CBM kan zich naar de plaats van de internering begeven of deze taak aan één van haar leden opdragen.
Vermelden wij nog dat de geïnterneerde zich kan laten onderzoeken door een geneesheer van zijn (haar) keuze. Het advies naar aanleiding van dit onderzoek kan de geïnterneerde voorleggen aan de CBM. Dit gebeurt zelden aangezien de geïnterneerde deze geneesheer zelf moet betalen.

2.5.5. Beroepsmogelijkheden 15, 18, 21, 25, 58, 63, 64
Ten aanzien van de beslissingen van de CBM zijn de beroepsmogelijkheden minimaal. De geïnterneerde of zijn advocaat kunnen (sinds 1968) cassatieberoep aantekenen, en dan nog alleen met betrekking tot beslissingen inzake invrijheidstelling of over herroeping ervan. Het cassatieberoep betreffende beslissingen zoals de aanduiding van een instelling waar de internering zal plaatshebben en het al dan niet toekennen van beperkte vrijheid of van verlof zijn niet ontvankelijk in cassatie.
Het parket daarentegen kan steeds hoger beroep instellen, verzet genaamd, tegen de beslissingen van invrijheidstelling op proef of definitieve invrijheidstelling. Het verzet heeft schorsende waarde (WBM artikel 19). De zaak wordt dan in hoger beroep aanhangig gemaakt bij de Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij.

2.6. Knelpunten
Alle actoren die betrokken zijn bij de internering, hebben een bijdrage geleverd tot het formuleren van knelpunten bij de toepassing van de internerings-wetgeving. Het egodocument ‘Recht op antwoord’ van Roger van de Velde is de meest scherpe aanklacht, naast meer genuanceerde kritische publicaties van wetenschappers en praktijkmensen zowel in de rechtsbedeling als de hulpverlening.

2.6.1. Onderzoek1, 2, 3, 11, 15, 19, 20, 21, 22, 26, 31, 32, 39, 41, 47, 48, 51, 52, 53, 54, 56, 57, 62, 67, 73, 78

2.6.1.1. Inobservatiestelling
De onderzoeksmaatregel van inobservatiestelling, ingevoerd om een grondig psychiatrisch onderzoek mogelijk te maken, wordt nauwelijks toegepast. Het gespecialiseerd personeel en de nodige infrastructuur werden nooit ter beschikking gesteld. De inobservatiestelling wordt omzeild door een gewone aanstelling van een psychiater met de opdracht een deskundigenonderzoek uit te voeren. De kwaliteit van het onderzoek en de belangen van de verdachte zijn op die manier minder goed gewaarborgd.

2.6.1.2. Psychiatrisch deskundigenonderzoek
De knelpunten in verband met het psychiatrisch deskundigenonderzoek in strafzaken zijn welbekend. De vraagstelling vanwege de opdrachtgever is te weinig gedifferentieerd (zwartwit-situatie betreffende toerekeningsvatbaarheid en sociale gevaarlijkheid), de interesse vanwege de psychiatrie is beperkt (het aantal beschikbare deskundigen is klein, er is geen specifieke opleiding voorzien, de verslagen zijn vaak onvoldoende grondig uitgewerkt, de honorering is beperkt bijvoorbeeld in vergelijking met andere deskundigenonderzoeken), het daadwerkelijke interdisciplinair karakter van de deskundigenonderzoeken blijft uitzonderlijk, het tijdsverloop tussen de opdracht en het indienen van het verslag is gewoonlijk zeer lang.

2.6.2.Beslissing8, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 24, 26, 30, 31, 32, 40, 42, 43, 47, 49, 54, 55, 64, 67, 75, 78

2.6.2.1. Gewone internering
De kans om geïnterneerd te worden verschilt naargelang het rechtsgebied. Het materieel criterium voor internering wordt vaak nogal breed geïnterpreteerd. Soms komen mensen omwille van beperkte misdrijven of omwille van een geringe psychiatrische problematiek in het interneringscircuit terecht. Wel dient te worden opgemerkt dat er soms verwarring ontstaat tussen de oorspronkelijk reden voor internering (bijvoorbeeld verkrachting) en een heropsluiting wanneer de geïnterneerde op proef vrijgesteld is en zich niet houdt aan de (weliswaar soms zeer beperkende) voorwaarden die door de CBM werden opgelegd (bijvoorbeeld het woongebied van het slachtoffer niet betreden).

2.6.2.2. Ministerieel interneringsbevel
De geïnterneerden krachtens artikel 21 WBM werden uiteraard door een rechtbank veroordeeld maar de beslissing tot internering zelf wordt niet door een rechtbank genomen.

2.6.3. Uitvoering

2.6.3.1. Oriënteringscentrum
De WBM voorziet in artikel 14 de mogelijkheid van het oprichten van een oriënteringscentrum, waar de geïnterneerden zouden kunnen worden geobserveerd, teneinde de CsBM bij te staan bij het oriënteren naar een behandeling.
Tot nu toe is dit oriënteringscentrum nog steeds niet opgericht. In andere landen bestaat deze mogelijkheid wel.

2.6.3.2. Samenstelling van de CsBM
Over de samenstelling van de CsBM werd vaak kritiek geleverd. Het betreft het al dan niet verenigbaar zijn van het voorzitterschap door een rechtsbedeler met een vroegere loopbaan als onderzoeksrechter of parketmagistraat, de rol van de advocaat als lid van de CsBM, de deskundigheid van de leden van de commissie, het opvallend beperkt aantal vrouwelijke leden.
2.6.3.3. Werkwijze van de CsBM
De werkwijze van de acht gewone CsBM verschillen enorm. Overleg tussen de CsBM is onbestaande en van een gezamenlijk beleid is geen sprake.
Een element dat van invloed is op de werkwijze is dat het aantal geïnterneerden dat onder toezicht van de respectievelijke CsBM valt, ongelijk is. De territoriale bevoegdheid van de CBM te Leuven is beperkt tot het gerechtelijk arrondissement Leuven terwijl de andere Vlaamse CsBM elk twee provincies bestrijken, met name de provincies West- en Oost-Vlaanderen voor de CBM te Gent, de provincies Antwerpen en Limburg voor de CBM te Antwerpen.
De belangrijkste verschillen die uit beperkte vergelijkende studies blijken zijn: de zesmaandelijkse verschijning, het al dan niet beslissen in twee fasen, de geneigdheid om plaatsingen in rijksinstellingen of privé-instellingen te bevelen, het toekennen van invrijheidstelling op proef en de opgelegde voorwaarden, de (al dan niet vaste) periode van toezicht na een herroeping van een invrijheidstelling.

2.6.3.4. Beroepsmogelijkheden bij beslissingen van de CsBM
Zoals reeds vermeld zijn ten aanzien van de beslissing van de internering zelf de gebruikelijke beroepsmogelijkheden voorzien, maar ten aanzien van de beslissingen van de CBM zijn de beroepsmogelijkheden ontoereikend (zie 2.5.5).

2.6.3.5. Begeleidingsmogelijkheden
Specifieke residentiële voorzieningen voor de begeleiding van geïnterneerden werden door de overheid nooit georganiseerd. In de rijksinstellingen is er nauwelijks therapeutisch personeel beschikbaar. Dit steekt schril af ten aanzien van de situatie in de ons omringende landen.
Voor de geïnterneerden die in een residentiële privé-instelling worden geplaatst, is de situatie beter. Deze instellingen kregen echter vanwege de overheid nooit bijkomende middelen teneinde de complexe opdracht van de begeleiding van geïnterneerden uit te voeren. Vele privé-instellingen zijn trouwens zeer weigerachtig om geïnterneerden samen met andere patiënten en zonder bijkomende middelen te behandelen.
De geïnterneerden die naar een ambulante voorziening worden verwezen zijn er meestal het best aan toe, alhoewel de inhoud van de hulpverlening zeer verschillend kan zijn.

2.7. Internationale vergelijking 1, 2, 5, 16, 28, 29, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 44, 46, 50, 68, 72, 74, 75
In wat voorafgaat werd reeds gewezen op het feit dat in België minder mogelijkheden voorhanden zijn dan in Nederland. De belangrijkste verschilpunten zijn: het ontbreken in België van (1) de verminderde toerekeningsvatbaarheid, (2) een residentieel observatiecentrum zoals het Pieter Baan Centrum, (3) een oriëntatiecentrum zoals het Dr. F.S. Meijers Instituut, (4) een gedifferentieerd gamma van specifiek behandelingsinstellingen zoals de Dr. Van der Hoeven Kliniek, Forensisch Psychiatrische Klinieken e.a. en (5) een meer adequate regeling van de interne en externe rechtspositie van de geïnterneerden. Wie de biografie van de Nederlandse dichter Achterberg door Hazeu aandachtig leest, stelt vast dat de huidige situatie in België sterke gelijkenissen vertont met de situatie van Nederland toen, kort na het invoeren van de zogenaamde psychopatenwet, nog geen specifieke behandelingsinstellingen bestonden.
In opdracht van het Ministerie van Justitie in Nederland werd een internationaal vergelijkende studie uitgevoerd van het Tbs-systeem in Nederland en Tbs-achtige systemen in België, Canada, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Noorwegen en Zweden. Het onderzoeksrapport ‘Voorzieningen voor de behandeling en bejegening van psychisch gestoorde delinquenten’ werd in 1995 gepubliceerd.
In vergelijking met de andere genoemde landen wordt de wetgeving betreffende de internering in België als behoorlijk geëvalueerd met uitzondering van de interne en externe rechtspositie van de geïnterneerden, die als gebrekkig wordt beoordeeld.
Daarentegen blijkt zeer duidelijk dat de toepassing in de praktijk van de bestaande wettelijke regeling in België duidelijk tekortschiet. Vooral op de volgende punten wordt voor België een opmerkelijke achterstand vastgesteld: de kwaliteit van het deskundigenonderzoek in strafzaken; het strikt in acht nemen van de ernst van het gepleegde misdrijf en de ernst van de psychiatrische problematiek bij de beslissing tot internering; de beroepsmogelijkheden ten aanzien van beslissingen van de CsBm; het gebrek aan specifieke voorzieningen en de kwaliteit van de begeleiding van geïnterneerden.

2.8. Besluit: tien aanbevelingen

2.8.1.Wet uitvoeren
Zelfs wanneer er geen bereidheid bestaat om de huidige wet aan te passen, is het ten minste ten zeerste aangewezen de huidige wet volledig uit te voeren. Aandachtspunten hierbij zijn: de inobservatiestelling, het oriënteringscentrum en de specifieke interneringsvoorzieningen.

2.8.2. Wet aanpassen
Uit een internationale vergelijking blijkt dat de huidige Belgische wet behoorlijk is. De wet schiet wel tekort, onder meer op het vlak van de rechtspositie van de geïnterneerde. Vooral de beroepsmogelijkheden ten aanzien van beslissingen van de CsBM zijn duidelijk onvoldoende. Ook de situatie van de geïnterneerde gedetineerde die na het beëindigen van zijn straf verder onder toezicht van de CBM blijft, dient anders te worden geregeld.

2.8.3. Inobservatiestelling
Een aantal problemen in verband met de kwaliteit van het deskundigenonderzoek en de waarborgen van de te onderzoeken verdachte zou opgelost zijn, indien de voorziene inobservatiestelling zou worden uitgevoerd. Dit zou tot gevolg hebben dat de psychiatrische annexen volwaardige observatiecentra zouden worden met een specifiek opgeleid interdisciplinair team.

2.8.4. Opdracht bij deskundigenonderzoek
Het deskundigenonderzoek in strafzaken zou vooral een grondig persoonlijkheidsonderzoek moeten zijn met inbegrip van de criminogenese, en niet een zwartwit-vraagstelling betreffende toerekeningsvatbaarheid en sociale gevaarlijkheid.

2.8.5. Oriënteringscentrum
Het in de wet voorziene oriënteringscentrum moet opgericht worden teneinde de CsBM te helpen bij het oriënteren van geïnterneerden naar de meest geschikte vorm van begeleiding en sociale integratie.

2.8.6. Werking van de CsBM
Alhoewel een aantal knelpunten zouden verdwijnen indien de uitvoering van de interneringsmaatregel toevertrouwd zou worden aan een soort executierechtbank, kan de werking van de CsBM ook worden bijgestuurd. Het invoeren van een jaarverslag en een regelmatig overleg tussen de verschillende CsBM zouden reeds veel verhelpen. Belangrijke aandachtspunten zijn vooral: deskundigheid, de aard van de voorwaarden bij invrijheidstelling op proef, de toezichtperioden (meer soepel hanteren en niet nodeloos verlengen) en meer samenwerking in de regio met een brede gamma van voorzieningen.

2.8.7. Specifieke voorzieningen
Ondanks het feit dat in toenemende mate wordt verwezen naar privé-instellingen, is een beperkt aantal kleinschalige specifieke behandelingsunits nodig om juist de geïnterneerden met de meest complexe problemen een aangepaste begeleiding te bieden. De psychiatrische annexen zouden in elk geval volwaardige gespecialiseerde observatie- en behandelingseenheden moeten worden. Samenwerking tussen Justitie en Volksgezondheid (zoals in vele andere landen) is hier aangewezen onder meer ook in verband met het voorzien van enkele forensisch-psychiatrische eenheden in de sterk afgebouwde psychiatrische ziekenhuizen, maar ook voor meer ambulante begeleidings-mogelijkheden (in analogie met de recente ontwikkelingen ten aanzien van seksuele delinquenten).

2.8.8. Bezoldiging
Een redelijke bezoldiging maakt deel uit van een degelijke kwaliteitsbewaking. Het contrast met de situatie in vele andere landen is groot (bijvoorbeeld op het vlak van bezoldiging van deskundigen, leden van de CsBM en begeleidend personeel).

2.8.9. Bijscholing
Een specifieke bijscholing van alle actoren die bij het interneringssysteem betrokken zijn, is ten zeerste aangewezen.

2.8.10. Wetenschappelijk onderzoek
Er is een opvallend tekort aan systematisch gepland en uitgevoerd wetenschappelijk onderzoek in alle stadia van het interneringsproces (bijvoorbeeld in verband met wie op welke wijze wordt geïnterneerd en de follow-up van de interneringsmaatregel).

2.9.Referenties

referenties1.jpg
referenties2.jpg
 Instellingen in tekst :
Commissies tot Bescherming van de Maatschappij

De Commissie tot Bescherming van de Maatschappij (CBM), is een justitieel orgaan in België dat in het leven is geroepen door de wet van 9 april 1930 betreffende de bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten (WBM)
[bewerken] Taken
Overeenkomstig artikel 1 van de richtlijnen voor de werking van de commissie en van de hoge commissie tot bescherming van de maatschappij (bijlage bij de brief dd. 10-11-1964 van het Ministerie van Justitie, bestuur der strafinrichtingen en inrichtingen tot bescherming van de maatschappij. Studiën en Algemene Zaken, nr st/XVIII), heeft de CBM de volgende taken:
• De inrichting aan te wijzen waarin de verdachten zullen worden geïnterneerd die onder de toepassing vallen van hoofdstuk II van de wet van 1 juli 1964
• Eventueel te beslissen over hun overbrenging naar een andere inrichting
• Hun plaatsing onder een stelsel van beperkte vrijheid toe te staan
• Te beslissen over invrijheidstelling op proef of definitieve vrijstelling
• De Minister van Justitie van advies te dienen over de internering van de veroordeelden bedoeld bij artikel 21 van de wet en te beslissen over de uitvoeringswijze van de ministeriële interneringsbeschikking;
• In voorkomend geval voorzieningen te treffen om de geïnterneerde van een voorlopige bewindvoerder te voorzien.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Commissie_tot_Bescherming_van_de_Maatschappij

onderzoeksgerecht
Een onderzoeksgerecht is in België een rechtbank die tijdens het gerechtelijk onderzoek toeziet op het verloop van het onderzoek en die, na het beëindigen van het onderzoek, de verdachte verwijst naar het vonnisgerecht. De onderzoeksgerechten zijn de raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling.
De onderzoeksgerechten oefenen op grond van de Wet Voorlopige Hechtenis toezicht uit op het verloop van de voorlopige hechtenis. De raadkamer oordeelt in eerste aanleg, de kamer van inbeschuldigingstelling in hoger beroep
De onderzoeksgerechten treden op als vonnisgerechten wanneer zij de internering gelasten van een geestelijk gestoorde verdachte. Deze bevoegdheid putten zij uit artikel 8 van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis (Belgisch Staatsblad van 13 juli 2007).
http://nl.wikipedia.org/wiki/Onderzoeksgerecht
vonnisgerecht
Bevoegdheid van de vonnisgerechten
Elk vonnisgerecht heeft een bepaalde materiële en territoriale bevoegdheid. De materiële
bevoegdheid volgt in principe de indeling misdaad-wanbedrijf-overtreding. De bevoegdheid
ratione loci is ofwel het Rijk, ofwel een ressort, ofwel een provincie, ofwel een
arrondissement.
De vonnisgerechten worden ingedeeld in de gewone (politierechtbank, correctionele
rechtbank, hof van assisen) en de bijzondere vonnisgerechten (jeugdgerechten). Bij die
eerste categorie steunt de bevoegdheid op de kwalificatie van het misdrijf (overtredingwanbedrijf-
misdaad), bij de tweede categorie op de bijzondere hoedanigheid van de
overtreder (minderjarigheid).
Op deze bevoegdheidsregel bestaan drie uitzonderingen:
Als samenhang is, kunnen twee zaken worden samengevoegd. Dat geneurt in het
belang van een goede rechtspleging. Er is samenhang als er tussen twee of
meerdere zaken een verband staat dat van zulke aard is dat het vereist dat de
zaken door dezelfde rechtbank worden behandeld. De zaak wordt aanhanging
gemaakt bij de rechtbank met de ruimste materiële) bevoegdheid (bijvoorbeeld
eerder bij de correctionele rechtbank dan bij de politierechter). Bij territoriale
samenhang beslissen de parketten in samenspraak.
Dezelfde regels gelden bij ondeelbaarheid: dat is er wanneer eenzelfde verdachte
wordt vervolgd wegens verschillende tenlasteleggingen die onderling zodanig
verbonden zijn dat de ene zich vermengt met de andere.
Als de beklaagde opwerpt dat hij de taal van de rechtspleging niet beheerst, kan hij
verwezen, tenzij dat niet wenselijk is, verwezen worden naar een andere
rechtbank. Dat is verplicht als het gaat om een assisenprocedure.
Het is mogelijk dat er bevoegdheidsconflicten ontstaan. Volgens art. 23 Sv. zijn er immers
drie mogelijke rechtbanken bevoegd: die van de plaats van het misdrijf, de verblijfplaats
van de verdachte of de plaats waar de verdachte kan gevonden worden. Het is mogelijk
dat twee of drie rechtbanken zich bevoegd verklaren (positief bevoegdheidsconflict) of dat
net geen enkele rechtbank zich bevoegd acht (negatief bevoegdheidsconflict). Bij een
conflict tussen rechtbanken uit hetzelfde ressort doet het Hof van Beroep uitspraak,
anders het hof van Cassatie (beide = regeling van rechtsgebied, art. 525 e.v. Sv.).
http://www.vrg-gent.be/studentencursussen/3b_strafvordering/2009_12_22_18_20_00_samenvatting_strafvordering/samenvatting_strafvordering.pdf

de psychiatrische afdeling van een strafinrichting

Het ontstaan
De forensische psychiatrie is een concept dat is ontstaan in Engeland in de 18de eeuw. Omwille
van de vraag naar een zorgaanbod voor Belgische geïnterneerden is dit concept overgekomen
naar België en heeft men in 1996 een Commissie Internering opgericht onder de toenmalige
minister Stefaan De Clerck. Deze Commissie stond in 1996 onder leiding van Jan Baron Delva
en had als doel de interneringsmaatregel bestuderen en een verslag uitbrengen dat als basis
moest dienen voor een ontwerp van wet tot modernisering van de toenmalige wettelijke
regeling.5
In 2001 was er nog steeds een gebrek aan gespecialiseerde opvang en begeleiding van
geïnterneerden in de Belgische gevangenissen. Daarom hebben de Federale Overheidsdienst
Justitie en de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, in samenspraak, drie pilootprojecten
opgestart specifiek voor geïnterneerden. Deze eerste pilootprojecten werden FPA’s of
forensisch psychiatrische afdeling ‘A’ genoemd en opgericht in het Psychiatrisch Centrum Sint-
Jan Baptist te Zelzate6, het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Daelwezeth te Rekem7 en het
Universitair Psychiatrisch Centrum Sint-Kamillus te Bierbeek. Deze eerste projecten waren
medium security instelling projecten. Dit wil zeggen dat er opvang en begeleiding geboden
werd aan geïnterneerden met een medium risk statuut.
http://doks.khleuven.be/doks/do/files/FiSeff8080812000b9f3012047e3adb953d0/Vastmans%20N.pdf;jsessionid=05A6965C6514AC8EC2682AFDEF9AB598?recordId=SKHLff8080812000b9f3012047e3adb953cf

Pieter Baan Centrum te Utrecht
Het Pieter Baan Centrum (PBC) is de psychiatrische observatiekliniek van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), gevestigd te Utrecht. In het PBC worden verdachten van ernstige delicten gedurende zeven weken onderzocht door gedragsdeskundigen. Het PBC is geen TBS-kliniek.
Het PBC is formeel een Huis van Bewaring, met een specifieke taak: het brengt adviezen pro justitia uit. Gedragsdeskundigen van het PBC onderzoeken verdachten van ernstige delicten en adviseren vervolgens aan de rechter of het Ministerie van Justitie.
Het PBC werkt meestal in opdracht van de rechter-commissaris. Hij vraagt het PBC om een onderzoek en een advies als hij vermoedt dat een verdachte lijdt aan een psychische stoornis. De vraag daarbij is of de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was toen hij het delict pleegde. En dat heeft weer alles te maken met de strafbaarheid. Als iemand een delict heeft gepleegd als gevolg van een psychische stoornis, kan hem dat delict minder of helemaal niet worden toegerekend. In dat laatste geval is hij niet strafbaar.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Pieter_Baan_Centrum

rechtbank
Een rechtbank is een officiële instantie die beslist over kwesties waar burgers onenigheid hebben over waar ze recht op hebben.
Dat wil zeggen dat personen die vinden dat hen onrecht is aangedaan, zich tot een rechtbank kunnen wenden met het verzoek hun zaak te behandelen. Daarnaast kunnen aanklagers namens het volk of namens de overheid zich tot de rechtbank wenden om wetsovertreders te laten bestraffen.
In een rechtbank zijn het de rechters die de zaak beoordelen en er een beslissing over nemen. Als men het niet met die beslissing eens is, kan men in bepaalde gevallen in hoger beroep gaan. Dat wil zeggen, dat men de zaak aan een hogere rechtbank voorlegt, die de beslissing van de lagere rechter kan vernietigen of bevestigen.
Rechtbanken zijn een onderdeel van de rechterlijke macht van een land. Volgens de principes van de trias politica is de rechterlijke macht onafhankelijk van de uitvoerende macht (in handen van de regering) en de wetgevende macht (het parlement).
http://nl.wikipedia.org/wiki/Rechtbank

het parket
Het federaal parket is in België een parket waarvan de bevoegdheid zich uitstrekt over het hele Belgische grondgebied.
In de andere parketten van België heeft de onderzoeksrechter (procureur) een territoriaal omschreven (gerechtelijk arrondissement) bevoegdheid.
Het federaal parket werd eind 20e eeuw opgericht om efficiënter te kunnen optreden tegen misdrijven die de plaatselijke gebiedsomschrijvingen overstijgen, zoals mensenhandel, terrorisme, georganiseerde misdaad, witwaspraktijken, e.d.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Federaal_parket

de psychiatrische annexe van een gevangenis
Het gedeelte van een paviljoen, waaraan men de benaming 'annexe' geeft, is niet meer dan een beperkte ruimte die bestemd is om probleemgevallen voor 'korte tijd' op te vangen - maar het is niet een van de eigenlijke interneringspaviljoenen.
http://home.scarlet.be/~be011079/InternMensenrecht.html
.
Forensisch Psychiatrische Klinieken
Een tbs-kliniek (of forensisch psychiatrische kliniek, FPK of forensisch psychiatrisch centrum, FPC) is een kliniek waar mensen worden opgenomen die terbeschikkinggesteld (tbs) zijn.
In Nederland bestaan er tien klinieken. In tegenstelling tot de meeste instellingen in de geestelijke gezondheidszorg vallen de tbs-klinieken niet onder het Ministerie van VWS, maar onder het Ministerie van Justitie (Dienst Justitiële Inrichtingen).
http://nl.wikipedia.org/wiki/Tbs-kliniek

Specialisten :
minister van Justitie
Het Ministerie van Justitie is een afdeling van een overheid waar het beleid van de regering wordt uitgevoerd met betrekking tot de rechtsorde in een land. De taakomschrijving verschilt per land en kan onder meer betrekking hebben op wetgeving, preventie, handhaving, strafoplegging en slachtofferzorg. Aan het hoofd van het Ministerie van Justitie staat de Minister van Justitie die de leiding heeft over het Ministerie.
De huidige Minister van Justitie is Stefaan De Clerck (CD&V)

http://nl.wikipedia.org/wiki/Minister_van_Justitie
http://nl.wikipedia.org/wiki/Stefaan_De_Clerck

Onderzoeksrechter
Een onderzoekrechter leidt een gerechtelijk onderzoek. Dat doet hij met behulp van rechercheurs bij de politie. Het is de taak van de onderzoeksrechter om zowel bewijzen tegen (à charge), als voor (à décharge) de verdachte te verzamelen.
De voornaamste onderzoeksverrichtingen zijn:
• aanhouding van een verdachte
• ondervraging van de inverdenkingstelling (eventueel na dagvaarding)
• verhoor van getuigen (eventueel na dagvaarding; eventueel met anonimiteit)
• huiszoeking en inbeslagname
• deskundigenonderzoek
• opsporing van telecommunicatie
• onderzoek aan het lichaam (≠ fouilleren)
• afluisteren van telecommunicatie (telefoontap)
• DNA-onderzoek
• inobservatiestelling
• plaatsbezoek

Oorspronkelijk werkt een onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg. Als een onderzoeksrechter een zaak heeft onderzocht en afgerond, stuurt hij het dossier door naar de procureur des Konings (in België) of de officier van justitie (in Nederland). Deze beslist dan wat er met het dossier (en verdachte) gaat gebeuren.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Onderzoeksrechter

psychiater
Een psychiater is een arts die zich gespecialiseerd heeft in de psychiatrie.
Een verschil tussen een psychiater en een psycholoog is dat een psychiater als vooropleiding de arts-opleiding heeft doorlopen. De psychiater heeft zich daarna vier en een half jaar gespecialiseerd in geestesziekten. Een psycholoog mag geen medicijnen voorschrijven, een psychiater wél.
http://nl.wikipedia.org/wiki

advocaat
Een advocaat is een raadsman of raadsvrouw in juridische aangelegenheden. Anders dan een notaris, die meestal voor twee partijen werkzaam is, is de advocaat als belangenbehartiger altijd partijdig. Een advocaat in strafzaken wordt een strafpleiter genoemd.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Advocaat_(beroep)

advocaat pro Deo
Avocaat pro deo behoort tot de Juridische tweedelijnsbijstand .

Wat?
Bijstand die wordt verleend aan een natuurlijke persoon in de vorm van een omstandig juridisch advies, bijstand en vertegenwoordiging, al dan niet in het kader van een procedure.

Voor wie?
Rechtzoekenden waarvan het inkomen zich situeert onder bepaalde grenzen.
U vindt de inkomensgrenzen hieronder in de tabel (cijfers geldig vanaf 1 september 2010).

Alleenstaand
volledige kosteloosheid max. € 878,00 netto/maand
gedeeltelijke kosteloosheid tussen € 878,00 en € 1.128,00 netto/maand
Gehuwd, samenwonend of alleenstaand met persoon ten laste
volledige
kosteloosheid max. € 1.128,00 netto/maand (=gezinsinkomen)
voorbeeld 1 persoon € 1.276,06
2 personen € 1.424,12
3 personen € 1.572,18
gedeeltelijke kosteloosheid tss € 1.128,00 en € 1.377,00 netto/maand (=gezinsinkomen)
voorbeeld 1 persoon € 1.525,06
2 personen € 1.673,12
3 personen € 1.821,18
(+ 15% van € 987,09 = € 148,06 pp ten laste)

Rechtzoekende waarvan vermoed wordt dat zij onvermogend is
• degene die bedragen geniet uitgekeerd als leefloon of als maatschappelijke bijstand, op voorlegging van de geldige beslissing van het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
• degene die bedragen geniet uitgekeerd als gewaarborgd inkomen voor bejaarden, op voorlegging van het jaarlijks attest van de Rijksdienst voor Pensioenen;
• degene die een vervangingsinkomen voor gehandicapten geniet, op voorlegging van de beslissing van de minister tot wiens bevoegdheid de sociale zekerheid behoort of van de door hem afgevaardigde ambtenaar;
• hij die een kind ten laste heeft dat gewaarborgde kinderbijslag geniet, op voorlegging van het attest van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers;
• de huurder van een sociale woning die huur betaalt die overeenkomt met de helft van de basishuur;
• de minderjarige op voorlegging van zijn identiteitskaart of van enig ander document waaruit zijn staat blijkt;
• de vreemdeling, voor wat betreft de indiening van het verzoek tot machtiging van verblijf, of van een administratief of rechterlijk beroep tegen een beslissing die genomen werd met toepassing van de wetten betreffende de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, op voorlegging van bewijsstukken;
• de asielaanvrager of de persoon die verklaart of vraagt om als vluchteling te worden erkend of die een aanvraag indient van het statuut van ontheemde, op voorlegging van bewijsstukken;
• de persoon tijdens de procedure van collectieve schuldenregeling, op voorlegging van de beschikking van toelaatbaarheid, ongeacht de aard van de procedure;
• de persoon geconfronteerd met overmatige schulden met het oog op de inleiding van een procedure van collectieve schuldenregeling en mits een schriftelijk ondertekende verklaring van de overmatige schulden;
• de gedetineerde;
• de beklaagde bedoeld in de wet betreffende de onmiddellijke verschijning;
• de geesteszieke die het voorwerp heeft uitgemaakt van een maatregel voorzien in de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke.
Waar kan u juridische tweedelijnsbijstand krijgen?
• Antwerpen
• Brugge
• Brussel
• Dendermonde
• Gent
• Hasselt
• Ieper
• Kortrijk
• Leuven
• Mechelen
• Oudenaarde
• Tongeren
• Turnhout
• Veurne
Wat moet u meebrengen?
• identiteitskaart of paspoort
• samenstelling van uw gezin
• recent bewijs van uw (vervangings)inkomen en van de personen waarmee u samenwoont, voor zelfstandigen onder meer de laatste BTW aangifte
OF
recent bewijs dat u behoort tot de rechtzoekende die wordt vermoed onvermogend te zijn (zie hoger de 11 categorieën van punt B).
Bronnen:
http://www.advocaat.be/Page.aspx?genericid=75

minister van Justitie
De minister van Justitie neemt, samen met de minister van Volksgezondheid en de minister van Sociale Zaken, het initiatief om deze problematiek grondig aan te pakken.
Er zullen zorgcircuits worden ontwikkeld voor de opvang van low tot medium risk geïnterneerden. Een dergelijk zorgcircuit moet worden opgevat als een cluster van voorzieningen, gaande van ambulante begeleiding tot residentiële opvang. In elke cluster zal er een forensisch psychiatrische eenheid voorhanden zijn binnen de structuur van een psychiatrische kliniek.
De voorbereiding van dit dossier omvat : de studie van het juridisch kader (statuut van de geïnterneerde, sociale zekerheid) de studie van de budgettaire implicaties de voorbereiding van samenwerkingsakkoorden.
De Vlaamse minister bevoegd voor bijstand aan personen engageert zich om de eigen
voorzieningen mee in te schakelen in dergelijke zorgcircuits en onderstreept ook de noodzaak om deze psychiatrische patiënten zoveel mogelijk te oriënteren naar de deskundige hulpverlening.
Verder engageert de minister zich om te zorgen voor een betere toegang van geïnterneerden met een mentale handicap tot de voorzieningen van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een handicap.
Tenslotte zal zij, binnen de marge van de financiële mogelijkheden, het justitiële welzijnswerk binnen de centra Algemeen Welzijnswerk versterken teneinde het recht op een humane bejegening en een kwalitatief verantwoorde behandeling, de rechtspositie van de
geïnterneerde en de realisatie van een naadloze zorg voor de geïnterneerden beter te bewaken.
Beide ministers zullen het initiatief nemen om, samen met de andere bevoegde ministers, ter zake een samenwerkingsakkoord uit te werken.

http://www.juriwel.be/Webfiles/Documenten/welzijnenjustitie/prot260301.pdf

de voorzitter van het hof van Cassatie

Het Hof van Cassatie is het hoogste rechtscollege in België. Ook andere landen zoals Frankrijk en andere door het Franse recht geïnspireerde rechtstelsels hebben een Hof van Cassatie.
Er is slechts 1 Hof van Cassatie en deze is gelegen in Brussel. Het Hof neemt kennis van voorzieningen in cassatie of verbreking tegen vonnissen van rechtbanken of arresten van hoven die, in laatste aanleg zijn gewezen.
Het Hof van Cassatie wordt vaak ten onrechte beschouwd als een derde aanleg. Dit is onjuist, omdat het rechtscollege over de grond of inhoud van de feiten geen oordeel kan vellen. Het is enkel bevoegd om een vonnis of arrest te verbreken als de rechter in beroep op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereisten niet heeft nageleefd of bepaalde rechtsregels niet correct heeft geïnterpreteerd of toegepast. In dat geval zal het vonnis of arrest verbroken worden en door het Hof van Cassatie naar een andere rechtbank of hof van beroep verwezen worden.

Jean-Louis van Dievoet (1777-1854), de eerste secretaris bij het parket van het Hof van Cassatie sedert het ontstaan van het Koninkrijk België.
Het Hof van Cassatie is in Brussel gevestigd en staat sinds 1 april 2007 onder leiding van eerste voorzitter Ghislain Londers. Het Openbaar Ministerie (parket) staat onder leiding van procureur-generaal Jean-François Leclercq. De raadsheren en de leden van het parket van het Hof worden bijgestaan door referendarissen.
Het rechtscollege bestaat uit drie kamers met telkens een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling:
• De eerste kamer staat onder leiding van Ivan Verougstraete (Nederlandstalige afdeling onder leiding van Ivan Verougstraete en de Franstalige afdeling onder leiding van Christian Storck).
• De tweede kamer staat onder leiding van E. Forrier (Nederlandstalige afdeling onder leiding van E. Forrier en E. Goethals en de Franstalige afdeling onder leiding van J. De Codt en F. Close).
• De derde kamer staat onder leiding van Christian Storck (Nederlandstalige afdeling onder leiding van Ivan Verougstraete en de Franstalige afdeling onder leiding van Christian Storck).
In burgerlijke zaken kunnen enkel een twintigtal advocaten, zijnde advocaten bij het Hof van Cassatie, een zaak voor het Hof bepleiten. In strafzaken en in fiscale zaken zijn alle advocaten bevoegd om voor het Hof van Cassatie op te treden.
De huidige stafhouder van de advocaten aan de balie van het Hof van Cassatie is Michel Mahieu[1].
De benaming Hof van Verbreking is verouderd en wordt niet langer gebruikt.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Hof_van_Cassatie_(Belgi%C3%AB)
een maatschappelijk werk(st)er van Justitie

Forensisch Welzijnswerk
"Forensisch" betekent volgens Van Dale "betrekking hebbend op het gerecht". Forensisch verwijst ook naar "forum", de plaats waar recht gesproken wordt. Een ander woord dat we terugvinden in de term forensisch, is een "forens". ‘Forensen’ zijn mensen die elders gedomicilieerd zijn dan waar zij hun werk uitoefenen.

Meteen wijst deze etymologie op drie kenmerken van het forensisch welzijnswerk.
Ten eerste gaat het om een aanbod van "welzijnswerk" (in de meest brede betekenis van een welzijnsgerichte hulp- en dienstverlening, vorming en begeleiding) aan mensen die (dreigen) met het gerecht/politie in aanraking te komen.
Met dit aanbod willen we tevens "inbreken" in het justitiële/politionele forum en de justitiële/politionele dialoog en actie aanvullen met onze "welzijnsdimensie".
En tenslotte is de standplaats van de voorzieningen vaak ook elders dan de effectieve werkplek (in de gevangenis, bij de slachtoffers thuis, in een neutrale cursusruimte…). Er wordt veelal vindplaatsgericht en outreachend gewerkt.

Het ‘forensisch welzijnswerk’ als verzamelnaam voor welzijnsgerichte werkvormen in een justitiële en politionele context.

Het forensisch welzijnswerk omvat een diverse aanbod van hulp- en dienstverlening naar:
 slachtoffers
 na(ast)bestaanden van slachtoffers
 verdachten
 daders
 geïnterneerden
 naastbestaanden van verdachten, daders en geïnterneerden,
 mensen die dreigen met justitie of politie in aanraking te komen
Het forensisch welzijnswerk overstijgt dit individuele perspectief en ziet, naast het hulpverleningsaanbod ook een belangrijke opdracht op een meer structureel, maatschappelijk en preventief niveau. We streven immers naar een sociaal beleid dat uitsluiting zo veel mogelijk voorkomt en een justitieel/politoneel beleid met het oog op een rechtvaardige, humane en welzijnsgerichte aanpak van criminaliteit (oorzaken).

Roger van de Velde
Roger van de Velde (Boom 13 februari 1925 - Antwerpen 30 mei 1970) was een Vlaams schrijver. Hij was de zoon van Jan Frans van de Velde, wijnhandelaar, en Maria Callaer. Hij trouwde in 1947 met Rosa Verboven.
Hij was journalist voor de Nieuwe Gazet en publiceerde ook in de jongerentijdschriften Arsenaal en Nieuw Gewas.
Zoals in de data hieronder goed te volgen is, wordt Van de Velde vanaf 1961 ten gevolge van zijn Palfium-verslaving (die hij oorspronkelijk als pijnstiller had gebruikt wegens verscheidene maagoperaties) verschillende malen geïnterneerd in gevangenissen en psychiatrische instellingen.
In 1970 ontving Van de Velde de Arkprijs van het Vrije Woord.

Definities en moeilijke woorden :

Internering is geen straf maar een beveiligingsmaatregel

Geinterneerden hebben geen cel met tralies nodig maar een speciale opvang . De gevangenbewaarders zijn veelal niet voldoende gespecialiseerd om dit soort ‘gevangenen`bij te staan , daar waar ze eigenlijk recht op zouden moeten hebben .
In 2005 was volgens Obra vzw het aantal geinterneerden in Vlaamse gevangenissen ruim 450 en onder hen bijna 100 verstandelijk gehandicapten !! Het gros hiervan krijgt geen begeleiding . Sommige gevangenissen hebben wel een speciale vleugel ( "annex") maar door de overbevolking gebeurt het regelmatig dat geinterneerden ’gewoon 'tussen de andere gedetineerden zitten met de gevolgen vandien . Doorstromen naar private instellingen komt weinig voor . Maar het meest vreeemde is het feit dat de geinterneerden met een verstandelijke beperking zijn opgesloten ( ter bescherming van de maatschappij )
Geinterneerden zijn de weeskinderen van justitie en vergeten door alle instanties . De rechtspositie van de geinterneerden , neergelegd in de wet op het sociaal verweer van 1930 ( !!!) is even archaisch als onwrikbaar . Een geinterneerde is iemand die niet toerekeningsvatbaar is , wat wil zeggen dat hij krankzinnig is , zwakzinnig of ernstig geestesgestoord . Deze toestand moet zich zowel op het moment van de feiten als van de berechting voordoen . Indien er twijfel bestaat over de toerekeningsvatbaarheid wordt een psychiater aangesteld . Het is de rechter die beslist over het al dan niet toerekeningsvatbaar zijn . Indien de gedetineerde niet toerekeningsvatbaar is , wordt hij niet veroordeeld maar geinterneerd .
Bij de publieke opinie leeft het idee dat een beklaagde op deze wijze straffeloos wordt gesteld na een misdrijf . Strikt genomen is internering geen straf maar een beveiligingsmaatregel . De geestesgestoorde wordt uit de maatschappij verwijderd zodat hij geen schade meer kan aanrichten . De wet schrijft een psychiatrische behandeling voor , maar door een capaciteitstekort komt hier bitter weinig van terecht .
De impact op het leven van een geinterneerde is veel groter dan bij een celstraf. Internering kent geen eindpunt: de toestand wordt als definitief beschouwd tenzij een nieuw psychiatrisch onderzoek aantoont dat de patient weer volledig toerekeningsvatbaar is. Dat gebeurt zelden; eens geinterneerd is het moeilijk om onder het statuut uit te geraken. Velen zijn in instellingen en gevangenissen gestorven zonder een tweede kans te krijgen. Als er één groep wordt geconfronteerd met het begrip desinteresse dan zijn het wel de gedetineerden. Ze staan als laatsten in de rij, steeds weer opnieuw. Internering wordt niet voor niets de 'vergeetput van justitie' genoemd.

De Commissie ter Bescherming van de Maatschappij (CBM) beslist nadat de rechter tot internering heeft beslist over het lot van de geinterneerde. Elke zes maanden wordt de toestand van de geinterneerde geevalueerd.Een commissie bestaat uit een voorzittermagistraat,een psychiater en een magistraat, aanvullende competenties die het beste beloven voor de besluitvorming. De drie leden konden naar eigen inzicht mensenlevens breken of maken en zo de macht tonen (vaak eigen aan de zetelende magistratuur - het deksel op de vergeetput.) Meestal ligt het verdict al vast.
http://www.binnendemuren.be/index.php?option=com_content&view=article&id=10:artvergeetput-van-justitie&catid=4:catstrafinrichting&Itemid=4

Gecontraventionaliseerde
Contraventionaliseren:
(juridisch) wanbedrijven die normaal voor een correctionele rechtbank gebracht moeten worden wegens verzachtende omstandigheden verwijzen naar de politierechtbank
http://nl.wiktionary.org/wiki/contraventionaliseren

psychiatrische annexe
Voor inobservatiegestelden en geïnterneerden die wachten op het verschijnen voor de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij te Gent (enkel voor mannen).
http://www.gevangenisgent.be/info.htm

Inobservatiestelling
Wanneer een bepaalde persoon wordt aangehouden omdat hij een bepaald misdrijf
heeft gepleegd. Dan zal deze persoon binnen de 24 uur moeten verschijnen voor de
onderzoeksrechter. Deze zal dan beslissen of de persoon blijft aangehouden via een
aanhoudingsmandaat of wordt vrijgelaten.

In het geval dat de onderzoeksrechter beslist dat de persoon verder moet worden
aangehouden kan het ook voorkomen dat de persoon verkeert in een staat van
krankzinnigheid. Wanneer dit voorkomt kan de onderzoeksrechter beslissen dat de
persoon in observatie wordt gesteld bij de psychiatrische afdeling in de gevangenis.
Dan zal deze persoon binnen de 5 dagen moeten verschijnen voor de Rk. Net zoals bij
het afleveren van een gewoon aanhoudingsmandaat. En zij zullen dan een beslissing
nemen over de handhaving van deze inobservatiestelling.
Deze inobservatiestelling kan in elke stand van het geding worden aangevraagd door
de verdachte, zijn advocaat of het O.M. Dus dan zal de rechtbank en niet de Rk.
hierover een beslissing nemen. Wanneer de rechtbank dit zou beslissen moeten ze dit
binnen de 15 dagen doen nadat de zaak aanhangig is gemaakt.
Tegen deze beslissing kan zowel de Rk. als de Corr. beroep aantekenen.
Deze inobservatiestelling duurt ten hoogste 1 maand. Maar ze kan wel verlengd worden
maar dan mag dit nooit meer bedragen dan 6 maanden.
Aan de inobservatiestelling kan dan op 3 manieren een einde komen.
• Door het verstrijken van de termijn van 1 maand.
• Door het verstrijken van de termijn van 6 maanden.
• Doordat de rechter beslist er een einde aan te stellen.
Bij beëndiging van de inobservatiestelling, zal de verdachte worden aangehouden en
naar de gevangenis worden gebracht. Tenzij men na de inobservatiestelling beslist dat
de persoon geïnterneerd moet worden.

Verwijzingen naar gedrukte en digitale bronnen :
Wet tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers van 1 juli 1964 (WBM)

Het Belgisch Strafwetboek (B.Sw.) van 1867

artikel 71 B.Sw.
Wet tot bescherming van de maatschappij van 1 juli 1964
WBM, art. 1

Hof van Cassatie, 18 mei 1976, Arr. Cass., 1976, 1036
‘Gerechtelijke Psychiatrie’, het eerste nummer van de reeks ‘Geestelijke Gezondheidszorg en Recht’
WBM, artikels 29 en 30

Artikel 21 WBM
Het egodocument ‘Recht op antwoord’

WBM, artikel 14).
BSW, artikels 372 tot 386
artikel 8 van de Wet van 13 april 1995

Nederlandse dichter Achterberg door Hazeu
Gerrit achterberg een biografie

een biografie
Auteur: Wim Hazeu
Nederlands - Hardcover
Arbeiderspers | juli 1989

De grootste verdienste van deze biografie is dat Hazeu aanschouwelijk maakt hoe het werk van Achterberg zich tot zijn maker verhoudt. - Rob Schouten in Vrij Nederland Hazeu heeft voor Achterberg een feitenbiografie opgericht van zeldzame klasse. - Boudewijn Büch in Elsevier Een onontkoombaar fascinerend boek. - Hugo Brems in De Morgen Hazeu weet een redelijke greep op de samenhang te bewaren en schrijft goed

de zogenaamde psychopatenwet
Het onderzoeksrapport ‘Voorzieningen voor de behandeling en bejegening van psychisch gestoorde delinquenten’ werd in 1995 gepubliceerd

Andere werken:
http://www.steunpuntwvg.be/swvg/_docs/Publicaties/200901_Rapport%2004%20VAPH.pdf
http://nicc.fgov.be/upload/files/ODcriminologie/exploitationdesbasesdesdonneesinformatisees/donneesdesmaisonsdejustice/AJ-200612-rapport-rechercheSIPAR_NL.pdf
http://doks.khleuven.be/doks/do/files/FiSeff8080812000b9f3012047e3adb953d0/Vastmans%20N.pdf;jsessionid=05A6965C6514AC8EC2682AFDEF9AB598?recordId=SKHLff8080812000b9f3012047e3adb953cf

Psychopaten zijn toerekeningsvatbaar. Een strafrechtelijk dogma onder de loep.
Author
Elise Goossens
Year of publication
2010
Institution
Katholieke Universiteit Leuven
Categories
• psychology
• delinquency/justice/law
Synopsis
PSYCHOPATEN IN BELGIË: MAD OR BAD?
Een schets van de juridische situatie van de psychopaat - tussen gesticht en gevangenis.
Marc Dutroux, Michel Fourniret, Abdallah Ait Oud en recent nog Els Clottemans. Allemaal werden ze tijdens hun proces door een gerechtsdeskundige als “psychopaat” bestempeld. Naast gevoelens van afkeer en angst werpt de term “psychopaat” bij rechters, juryleden en de publieke opinie ook een groot vraagteken op. Is een psychopaat mad or just bad? Een vraag van psychologische aard, maar met enorme juridische implicaties. Gekken zijn immers ontoerekeningsvatbaar en worden dus in de regel therapeutisch begeleid, terwijl een gewone, toerekeningsvatbare misdadiger gestraft wordt. Of is het in de praktijk toch niet allemaal zo eenvoudig? What shall we do with the psychopath: naar het gesticht of naar de gevangenis?
DE PSYCHOPAAT ONDER DE LOEP
Vooraleer dieper in te gaan op de toerekeningsvatbaarheid van de psychopaat, is het belangrijk eerst te specifiëren wat men in de psychologie precies verstaat onder “psychopaat”. Het label “psychopaat” wordt in de juridische praktijk immers nog al te vaak begrepen als een synoniem voor “gevaarlijke misdadiger”, terwijl het wel degelijk om een onderscheiden psychologische stoornis gaat. De pionier op het gebied van psychopathie is de Amerikaan Robert Hare. Hare stelde een lijst op van 20 persoonlijkheids- en gedragseigenschappen waarover de meeste psychopaten beschikken en mag zich daarom de vader van ons hedendaagse psychopathie-concept noemen. Kenmerkend voor psychopathie is onder andere een gebrek aan schuldgevoel, een kil gevoelsleven, een vermogen om mensen te manipuleren en veelzijdige criminaliteit vanaf een jonge leeftijd. Enkel indien een misdadiger een voldoende hoge score behaalt op de Hare Psychopathy Checklist, mag een gerechtsdeskundige concluderen dat hij een psychopaat is.
Nadat een gerechtsdeskundige een diagnose van psychopathie heeft gesteld, voegt hij bij zijn verslag nog een advies over de toerekeningsvatbaarheid van de misdadiger. Hierna is voor hem de kous af. Het zijn de rechter of de Assisenjury die het laatste woord hebben over de toerekeningsvatbaarheid van de psychopaat en over zijn lot beslissen. Uit de praktijk blijkt echter dat zij in de overgrote meerderheid van de gevallen min of meer blindelings het advies van de gerechtsdeskundige volgen. Nochtans is “toerekeningsvatbaar” een juridisch concept, en bij de beoordeling ervan moet men dan ook met meer rekening houden dan enkel met het psychologische verslag van de deskundige. Welke elementen spelen dan verder nog een rol bij een toerekeningsvatbaarheidoordeel?
EEN ANALYSE VAN HET CONCEPT “TOEREKENINGSVATBAARHEID”
Hoewel de problematiek rond toerekeningsvatbaarheid zich in het brandpunt van de juridische actualiteit bevindt, is het zelfs voor juristen uitermate onduidelijk wanneer een misdadiger ontoerekeningsvatbaar verklaard moet worden. Voor die mistige situatie moet men de wetgever met de vinger wijzen; het begrip “toerekeningsvatbaar” wordt immers in geen enkele wettekst gespecifieerd of zelfs maar vermeld. Bovendien blijven ook de juridische auteurs liefst zo ver mogelijk uit de buurt van beschouwingen over toerekeningsvatbaarheid. Het gevolg hiervan is dat niemand precies weet welke criteria vereist zijn voor een ontoerekeningsvatbaarheidoordeel en de praktijk zich moet behelpen met vage wetteksten en eigen theorieën.
Uit analyse van het vage wettelijk kader en de forensische praktijk blijkt dat voor ontoerekeningsvatbaarheid in België drie elementen meespelen. Ten eerste moet er sprake zijn van een geestesstoornis, die ten tweede van die aard moet zijn dat ze het oordeelsvermogen van de verdachte of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan of ernstig heeft aangetast. Ten derde moet er een causaal verband zijn tussen de geestesstoornis en het gepleegde misdrijf. Enkel wanneer die drie voorwaarden vervuld zijn, komt een misdadiger in aanmerking voor een ontoerekeningsvatbaarheidoordeel.
Wat zijn nu de implicaties van die criteria voor de toerekeningsvatbaarheid van de psychopaat? Kunnen we door het toepassen van die drie voorwaarden op de stoornis psychopathie een algemene conclusie trekken over de toerekeningsvatbaarheid van de psychopaat? Zijn psychopaten, zoals vaak wordt aangenomen, per definitie toerekeningsvatbaar? Of is de werkelijkheid toch iets genuanceerder?

ZIJN PSYCHOPATEN TOEREKENINGSVATBAAR?
Wanneer we de drie voorwaarden voor ontoerekeningsvatbaarheid toepassen op de Hare-psychopaat, lijkt men vanuit een psychologische invalshoek te moeten besluiten dat psychopathie tot toerekeningsvatbaarheid leidt. De eerste voorwaarde voor ontoerekeningsvatbaarheid is ontegensprekelijk vervuld: psychopathie wordt algemeen als een onderscheiden geestesstoornis beschouwd. Het probleem situeert zich bij de tweede voorwaarde. Hoewel psychopathie onmiskenbaar een invloed heeft op het oordeels- en controlevermogen van een misdadiger, neemt men algemeen aan dat die niet groot genoeg is om dit ernstig aan te tasten of volledig teniet te doen, zoals vereist is voor ontoerekeningsvatbaarheid. De derde voorwaarde, het oorzakelijk verband tussen psychopathie en het gepleegde misdrijf, moet vanzelfsprekend bij ieder misdrijf afzonderlijk onderzocht worden. De stelling dat psychopaten hoe dan ook toerekeningsvatbaar zijn, lijkt vanuit een doorgedreven toepassing van de ontoerekeningsvatbaarheidcriteria op de Hare-psychopaat dan ook bevestigd te moeten worden.
We moeten echter oppassen voor voorbarige conclusies. In de praktijk vinden we immers een aanzienlijk aantal psychopaten terug in het interneringscircuit, wat impliceert dat psychopaten in België wel degelijk geregeld ontoerekeningsvatbaar verklaard worden. Hoe kan die vaststelling gerijmd worden met de hierboven ontwikkelde theorie?
De belangrijkste reden hiervoor zou moeten voortvloeien uit de verschillende taken van de gerechtsdeskundige en van de rechter. De gerechtsdeskundige stelt een diagnose, die alle nuances van de geestesstoornis en van de persoonlijkheid van de misdadiger omvat, maar is erna verplicht om al die verschillende aspecten in een alles-of-niets advies over de toerekeningsvatbaarheid te gieten. “Toerekeningsvatbaar” is immers een juridisch begrip en werkt zwart/wit, terwijl de psychologie uitgaat van een graduele schaal. De rechter moet dus beseffen dat een toerekeningsvatbaarheidadvies voor een gerechtsdeskundige eigenlijk tegennatuurlijk is en gerelativeerd moet worden. Het is aan de rechter om autonoom en op maat van elke individuele psychopaat een oordeel te vellen over de toerekeningsvatbaarheid van de concrete psychopathische misdadiger, waarbij hij met meer elementen moet rekening houden dan enkel met het advies van de gerechtsdeskundige. Meestal zal dit leiden tot een toerekeningsvatbaarheidoordeel en een gevangenisstraf, maar in sommige gevallen kan de individuele psychopaat ook een ontoerekeningsvatbaarheidoordeel en een interneringsmaatregel verantwoorden.

http://www.scriptieprijs.be/EN/index.php?page=44&cat=9&id=1450

Persberichten:
Parlementaire vraag van dhr. Anciaux aan de minister van Justitie ‘over de geïnterneerden’ (Belgische Senaat, 23/02/11)
O.a. vraagstellingen over de Commissie ter Bescherming van de Maatschappij, de psychiatrische behandeling van geïnterneerden in gevangenissen en het aantal geïnterneerden in de gevangenissen.

Parlementaire vraag van mv. Temmerman aan minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over ‘het Forensisch Psychiatrisch Centrum Gent’ (nr. 2697, Belgische Senaat, februari 2011)
Vraag aan minister Onkelinx over de exploitant van het toekomstig FPCG

Interview met Henri Heimans. Voorzitter van de Commissie Bescherming Maatschappij van Gent. (Ad Rem, Speciale Editie 2010)
Ad Rem kon Henri Heimans, voorzitter van de Commissie Bescherming Maatschappij van Gent, strikken
voor een boeiend gesprek over de prangende problematiek van de internering

De minister van Justitie heeft nog wat uit te leggen (De Morgen, 06/09/10)
Jos vander Velpen heeft vragen over geïnterneerden in dit land.

De Clerck belooft mirakel. Minister van Justitie wil plaatstekort geïnterneerden wegwerken tegen 2014 (De Morgen, 06/09/10)
Interneringen zijn de verantwoordelijkheid van de federale overheid en van de gemeenschappen. Als we beide 500 plaatsen
realiseren, 500 voor Justitie en 500 voor de gewesten en de gemeenschappen, dan hebben we er 1.000.’ Dat zegt justitie -minister De Clerck als reactie op het plaatstekort voor
geïnterneerden in ons land. Om die 1.000 plaatsen te realiseren, lijkt een mirakel nodig.

Internering is gekkenwerk. Behandeling psychiatrische gevallen in Belgische gevangenissen blijft schrijnend (De Morgen, 03/09/10)
Een dossier wordt op tien minuten afgehandeld. Soms roep ik de commissie zelfs niet meer samen.’ In Panorama van nu
zondag bekent magistraat Peter Hartoch, voorzitter van één van de vier Commissies ter Bescherming van de Maatschappij
in Vlaanderen, dat hij de tijd gewoon niet heeft om gefundeerd te beslissen over een interneringsmaatregel.

Rekems centrum aan spits in strijd tegen recidivisten (De Standaard, 21/06/10)
Voor de mensen van het OPZC in Rekem (Lanaken) staan er drie nieuwe belangrijke projecten op de
agenda. Het centrum is, samen met dat van Gent, uitgeroepen tot Vlaamse kenniscentrum forensisch
psychiatrische zorg (KeFor). Hun opdracht is ervoor te zorgen dat geïnterneerden, zowel zij in
gevangenschap als die psychiatrische centra, beter op te vangen en te behandelen.

Is de zorg voor een geinterneerde juridisch afdwingbaar? Het grondwettelijk Hof geeft de aanzet (De Juristenkrant, september 2010)
Wat professor Viktor E. Frankel, de bekende hoogleraar in de neurologie en de psychiatrie aangrijpend beschrijft in de klassieker ‘De zin van het bestaan’ omtrent het verlies aan ‘innerlijke greep’ bij ex-gevangenen van de concentratiekampen, geldt zeker ook voor geïnterneerden: de meest demoraliserende invloed gaat uit van het feit dat de geïnterneerde niet weet hoelang hij/zij onder de indringende vrijheidsbenemende maatregel moet leven.

Liga voor Mensenrechten wil staat dagvaarden (De Redactie 06/09/10)
De Liga voor de Mensenrechten wil de Belgische staat dagvaarden omdat er te weinig gedaan wordt aan de soms schrijnende situatie van geïnterneerden in de Belgische gevangenissen. Zo moet een einde komen aan "Roemeense toestanden".

Over vier jaar geen geïnterneerden meer in gewone gevangenissen (De Gazet van Antwerpen, 05/09/10)
Stefaan De Clerck (CD&V), de ontslagnemende minister van Justitie, zegt dat er over vier jaar geen geïnterneerden, mensen die ontoerekeningsvatbaar zijn verklaard, meer in een gevangenis zullen belanden. In Antwerpen en Gent worden momenteel speciale ziekenhuizen gebouwd om het 'opvangprobleem' te verhelpen.

Panorama: te gek om los te lopen (Canvas, 05/09/10)
Te gek om los te lopen is een verhaal op de grens tussen crimineel en waanzinnig, tussen justitie en psychiatrie. In Panorama ziet u een aantal archiefbeelden afkomstig uit het programma Spots. Spots was een programma over maatschappelijke thema’s dat op Canvas werd uitgezonden in het najaar van 2000. ‘Spots – Paviljoen F Merksplas’ werd destijds gedraaid door journalist Dirk Leestmans. Tien jaar later, als hij voor Panorama opnieuw gaat filmen in de gevangenis van Merksplas, blijken er nog steeds diezelfde geïnterneerden te zitten. De gelijkenissen tussen Spots (2000) en Panorama (2010) zijn treffend. (Link De redactie)

Filmpje internering panorama

De Clerck belooft oplossing voor geïnterneerden tegen 2014 (HLN.be, 05/09/10)
Ontslagnemend minister van Justitie Stefaan De Clerck (CD&V) belooft een oplossing voor de onhoudbare situatie van geïnterneerden in gevangenissen tegen 2014. In Antwerpen en Gent worden momenteel ziekenhuizen gebouwd die een oplossing moeten bieden aan het opvangprobleem.

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License